Retour

Free Bird Focus in Down Under

Deel 1

Zo de camera is ingepakt, even de lijst controleren of we niets vergeten zijn….., ja hoor we kunnen op reis.

Na Florida, Canada, de Route 66, De Zuidwestelijke Staten van Amerika en Nieuw Zeeland gaat Free Bird Focus (Jan & Laura) weer op pad voor Travelhome. Deze keer om Australië in beeld te brengen. Met Cathay Pacific zijn we van Amsterdam naar Hong Kong gevlogen en van daaruit door naar Down Under, waar we opnamen in Queensland en in de Northern Territory gaan maken. In Sydney pikken we bij Maui de camper op en gaan op weg naar Queensland. Na ruim 800 km rijden komen we aan bij de Sunshine State van Australië, zoals ze zelf zeggen. Maar er is geen zon te bekennen en de regen komt met bakken uit de lucht. Nou Queensland, een lekker welkom. We gaan eerst naar het Lamington National Park dat op de grens Queensland – New South Wales ligt. Het park bestaat uit een groot regenwoud met veel watervallen. Wat zeg je watervallen, o vandaar die regen, ze zijn die dus aan het bijvullen, nu snappen we het, sorry Sunshine State. We overnachten op een natuurcamping in het park de Bos Turky’s (wilde kalkoenen) scharrelen rond de camper op zoek naar iets lekkers, iets wat ze in het bos niet kunnen vinden.

                                        

We worden in slaap gewiegd door de wind en de regen op het dak geeft ons het idee dat we in een grote kinderwagen liggen. De volgende morgen worden we gewekt door een concert van vogelgeluiden en wat belangrijker is, de zon staat hoog aan de hemel en de lucht is strak blauw. Dus we zijn toch in de Sunshine State. Een klein soort kangoeroe huppelt rond op de camping, want het gras is bij een ander altijd groener dan thuis. Wandelschoenen aan en we gaan een wandeling maken in het park. Rond de middag zijn we terug en rijden naar de Gold Coast. Een onafzienbare rij hoge hotels staan hier langs een prachtig strand opgesteld om een nooit aflatende stroom Japanners en ook veel Australiërs op te vangen. Dit is het Miami van Australië. Veel mensen vinden dit prachtig en de ouderen van Victoria sleuren hun caravan met hun 4 wheel drive  naar dit oord om hun winter wat te korten. Maar wij maken de opnamen die we nodig hebben en verdwijnen snel weer uit dit luxe oord. Brisbane is onze volgende halte plaats en we gaan naar het Lone Pine Sanctuary om er koala’s te filmen en nog enkele ander Australische dieren. De volgende dag heeft de Sunshine State ons weer de rug toe gekeerd, want de regen komt weer met bakken uit de lucht. Dit is een tegenvaller want vandaag zouden we het mooie centrum van Brisbane in beeld brengen. We parkeren de camper

                                             

op een parkeerplaats van een supermarkt en werken onze administratie bij en besteden de tijd om het reisverslag bij te werken. Misschien dat het na de middag droog wordt en dat we er alsnog op uit kunnen. Nee dus dan maar naar de camping.Vrijdag 3 april kunnen we pas aan de slag, de zon schijnt nog niet, maar het is droog. We besluiten om met een stadstocht mee te gaan. Met een busje rij je dan langs alle interessante plekken van de stad terwijl de chauffeur er met de nodige humor alles over verteld, het is wel Engelse humor, dus een deel van zijn klanten, Canada – Zwitserland – Nederland – Italië en een meisje ergens uit zuid Amerika snappen de kloe vaak niet en zijn wat laat met lachen, ze vallen pas in als een oude Engelsman, die ook in de bus zit, het uitgiert van plezier. Een hele interessante tocht en we hebben ook veel bijgeleerd over de engelse Humor.

Na Brisbane reizen we naar de Glass House Mountains, maar dat lees je in het volgende deel.

 

Free Bird Focus in Down Under

Deel 2 

Van Brisbane naar de Glass House Mountains is ongeveer 1,5 uur rijden. Bij aankomst schijnt de zon nog, dus gaan we gelijk opnamen maken, want je weet maar nooit met dat weer in de Sunshine State.  De 14 karakteristieke bergtoppen die boven het bosrijke landschap uitsteken variëren in hoogte van 97 tot 556 meter. Het zijn resten van vulkanen die 23 miljoen jaar geleden actief waren. Midden in de Glass House Mountains ligt de dierentuin van Steve Irwin, de man die door het leven ging als de Crocodile Hunter. Voor de camera heeft Steve diverse gevechten geleverd met deze gevaarlijke jongens en dat heeft hem wereldberoemd gemaakt, maar een rog met een giftige stekel heeft deze vermaarde krokodillenworstelaar verrast en naar de

                           

 eeuwige jachtvelden gezonden. Maar de geest van Steve Irwin is nog volop in de Zoo aanwezig en zijn afbeelding prijkt nog altijd op ontelbare bilboards. Het weer is nog altijd niet Sunshine State waardig, weliswaar schijnt af en toe de zon, maar er vallen ook nog steeds flinke buien, de Sunshine Staters weten niet wat er met hun weer aan de hand is, want zoveel regen valt hier nooit, zeggen ze, ja ja…. Na overnacht te hebben in Beerwah, op een Hilly Billy camping, waar zowat alle losgeslagen Australiërs met lange baarden en blauw van de tatoeages, in gammele caravans bij elkaar wonen, rijden we naar Mooloolaba, wat een naam hè, maar na een beetje oefenen rolt hij er lekker uit. Mooloolaba, Mooloolaba, probeer het maar eens. Deze badplaats ligt aan de Sunshine Coast, het kleiner broertje van de Gold Coast, vroeger was dit de favoriete plaats van de Australiërs. Er stonden geen wolkenkrabbers zoals aan de Gold Coast, maar dat begint te veranderen, de eerst gebouwen met meer dan 15 verdiepingen staan er al en de torenkranen van de naastgelegen bouwput steken daar bijna eens zo hoog boven uit, dus liefhebbers van lage gebouwen, maak je borst maar nat. De Wharf en Underwater World zijn grote trekpleisters in deze badplaats. De Wharf is een gezellige haven met talrijke eetgelegenheden en souvenir winkeltjes. De eetgelegenheden zijn puur Amerikaans, met het zelfde voedselaanbod en dat is ook wel aan veel Australiërs te zien. Underwater World is een prachtig aquarium met een glazen tunnel, waar de haaien en reuzenroggen over je hoofd scheren. We starten onze Mercedes weer en zakken langs de kust af verder naar het noorden. Bij Coolum Beach gaan we even een tiental kilometers het binnenland in, naar Eumundi, want daar schijnt het elke woensdag markt te zijn. Zo’n markt mag je absoluut niet missen, je vindt er echt allerhande huisvlijt, wat thuis als hobby in elkaar

                               

 wordt knutselt, probeert men hier te verkopen. Potjes eigen gemaakte jam, houten speelgoed, poppen, een keutelboertje dat nog wat groenten over heeft, je kunt het niet bedenken maar het is er, zelfs oosterse masseurs die met ondersteuning van veel wierook hun zelfgeleerde vak uitoefenen. En niet te vergeten, muziekanten, veel muziekanten, die hopen hier ontdekt te worden, fleuren de markt met hun gezang op. We zijn blij dat we deze markt bezocht hebben en keren weer terug naar de kust. Noosa Heads is onze volgende bestemming. Toen we het plaatsje in 1987 voor het eerst bezochten was het een plaatsje van enkele honderden inwoners met een prachtige kust die overging in een bosrijk parklandschap met veel Australisch wildlife. Nu is het een badplaats die niet zou misstaan aan de Cote Azure en veel binnen en buitenlandse gasten aantrekt. Het weer is zich ook aan het herstellen, dus de zon doet haar plicht zoals dat aan de Sunshine Coast hoort. De shots die we vandaag gemaakt hebben, zien van de bovenkant weer allemaal blauw, en zo hoort het. We hebben geluk we passeren alle geparkeerde auto’s en vinden een plaatsje op een parkeerplaats direct aan het strand. “You are lucky” zegt een Aussie van rond de 50 jaar. Hij sjouwt nog altijd met een surfboard, want dat hoort hier, jong en oud gaat niet van huis zonder surfboard. Ik heb steeds gedacht dat het een sport voor de jeugd was, nou vergeet het maar, niet in Noosa Heads en ze kunnen het nog verdomt goed ook. Tussen de geparkeerde auto’s scharrelen enorme varanen rond, die weten dat er bij al de geparkeerde campers wel iets te halen is. We hebben een fout gemaakt, we hebben te lang gewacht met het zoeken van een camping, het is Goede Vrijdag en dat is hier een complete feestdag, in plaats van naar de kerk gaat iedereen naar het strand, heel Australië is “on the move”, en dat wil zeggen dat alle campings vol zijn en we achter het net vissen. Maar niet getreurd, we hebben een douche en wc aan boord, dus scharen we ons bij een paar Engelsen in de jacht- haven, die ook geen plaats op de camping konden vinden. We staan er prachtig, met mooi uitzicht over de rivier die een stuk verder uitmond in zee.

Ons volgende uitstapje is Fraser Island en hoe dat verloopt, verklappen we in het volgende deel.

 

Free Bird Focus in  Down Under

Deel 3 

Het is zondagmorgen, eerste paasdag en de zon staat hoog aan de hemel en dat is een goed teken. Met een grote bus, 4 wiel aangedreven, komt Hans ons om 8 uur bij de camping ophalen. Hans klinkt behoorlijk Nederlands of Duits, het blijkt het laatste te zijn. 12 Jaar geleden ging Hans op vakantie naar Australië en raakte zo onder de indruk van de Aussies, dat hij besloot om terug te keren naar de heimat, al zijn spullen in te pakken en vervolgens af te reizen naar zijn nieuwe heimat, Australië.

                             

Hans start zijn nieuwe leven in de mijnstad Mount Isa, een afgelegen plaats in de Outback in noord Queensland. Nu rijdt hij toeristen rond op Fraser Island. Met de grote bus rijden we nog langs enkele campings en hotels om nog meer passagiers op te halen. Daarna in Hervey Bay de ferry op om in 1.5 uur naar het grootse zandeiland ter wereld te varen. Op Fraser Island laat de ferry zijn klep op het spierwitte strand zakken en begint het grote avontuur. Maar Hans heeft voor ons een Toyota 4 wheel drive geregeld, die aan de overkant klaar staat en zal ons persoonlijk over het eiland rondrijden. Vanuit de grote bus kun je niet zo goed je opnamen maken, heeft hij bedacht en hij heeft gelijk. Het hele wegennet op het eiland bestaat uit diepe zandsporen die alleen met een 4 wiel aangedreven auto te berijden zijn. Al na goed 500 meter op het eiland te hebben afgelegd, komen we onze eerst Dingo tegen. Een dingo is een wilde hond, die er vrij ongevaarlijk uitziet, maar volgens de Aussies zeer gevaarlijk is en het wemelt er hier van. Over een zandspoor van zeer fijn poederzand rijden we naar een zoetwatermeer, waar het krioelt van de waterschildpadden. Het is een komisch gezicht al die kopjes die boven het water uit steken en ons met hun venijnige kraaloogjes aanstaren. Daarna rijden we verder naar de andere kant van het eiland. We turen voortdurend tussen de struiken of we nog meer dingo’s kunnen ontdekken. Maar we bereiken het brede strand aan de andere kant zonder zelfs maar een spoor van een dingo gezien te hebben. Wel hebben we veel Toyota’s, Nissan’s, Fords, Holden's en hoe dat zwaar spul ook allemaal mag heten, gezien. Want het blijkt dat half 4 Wheel drivend Australië is vertrokken naar Fraser Island. En als men elkaar op het zandspoor tegenkomt, begint het 4 wheel drivend hart pas echt te kloppen, dan moet het 4 wheel vakmanschap getoond worden en moeten er vreemde kapriolen worden uitgehaald om elkaar te kunnen passeren en het lukt altijd weer. Op het brede strand stijgen vliegtuigjes op, om een rondvlucht boven het eiland te maken. Een stuk verderop ligt een groot scheepswrak op het strand. Na een schitterende dag op het eiland keren we om 16 uur weer terug op het strand waar de ferry al ligt te wachten om ons terug te brengen naar Hervey Bay. Dingo’s hebben we niet meer gezien, maar we geloven Hans, dat er heel veel zijn. Fraser Island is mooi, maar we hebben dorst gekregen, dus moeten we naar Bundaberg want daar staat de distilleerderij van Bundi, waar ze van

                           

suikerriet rum maken en na een rondleiding moet er geproefd worden, dus dat slaan we niet over. Van Bundaberg rijden we naar Rockhampton, net buiten Bundaberg zien we een bord, rechtsaf 144 km naar Town 1770, wat een aparte naam voor een dorp, maar het staat niet op onze intinery, dus rijden we door. Maar een stuk verder zeg ik tegen Laura, 1770 was toch het jaar dat Captain Cook hier de kust in kaart bracht, we stoppen en zoeken in de Lony Planet en in Capitool of we iets van Town 1770 kunnen vinden, maar nee hoor er staat niets van beschreven, maar onze nieuwsgierigheid is zo groot dat we besluiten er heen te rijden en te kijken wat we er aan treffen. De weg er naar toe is zeer rustig en volgens de kaart eindigt hij in Town 1770, dus moeten we straks weer een groot deel over de zelfde weg terug. Bij aankomst in het plaatsje, dat piep klein is, kunnen we onze ogen niet geloven. Het plaatsje is schitterend gelegen aan een grote baai waar diverse rivieren in uitmonden. Hoe is het mogelijk dat een dergelijke plaats in geen enkel reisboek word vermeld. We stappen een klein kantoortje binnen van 1770SeaQuest, een bedrijf dat boottochten organiseert en vragen waarom het plaatsje de naam Town 1770 draagt. Nou zegt een vriendelijke dame, omdat Cook toen hij deze kust in kaart bracht in 1770, hij deze baai is binnen gevaren en hij hier aan land is gegaan om nieuw drinkwater in te slaan. Schijnbaar vond hij het hier ook prachtig, want hij is er bijna een week gebleven. Ze biedt ons aan om de volgende dag met een boottocht van hun bedrijf mee te gaan en deze in beeld te brengen. De dag is kompleet verzorgd, inclusieve morningtea en lunch. We overleggen even en besluiten om mee te gaan. De volgende morgen melden we ons om 9 uur en gaan aan boord van een super snelle boot waar 150 passagiers op mee kunnen. We zijn maar met 50 personen, dus we hebben een zee van ruimte om onze opnamen te maken. Zo gauw we in open zee zijn gaat de gashendel helemaal open en stuiven we de zee op, een breed schuimspoor achterlatend. De bestemming is Pancake Bay, een uurtje varen naar het noorden. Onderweg wordt de zee afgetuurd of we geen roggen, dolfijnen of turtels zien. En jawel hoor, het geoefende oog van de bemanning ziet links van de boot, net onder het wateroppervlak de trage bewegingen van een mantra (een reuzen rog). In Pancake Bay wordt de boot stil gelegd en mag iedereen van boord om te snorkelen boven het prachtig koraal. Kano’s met een glazen bodem worden te water gelaten en liefhebbers kunnen gaan kanoën. Het weer is geweldig, het water azuur blauw, de dag kan niet meer stuk. Na een dik uur gaat de hoorn en moet iedereen aan boord, want we gaan naar Aircraft Bay. Daar word de boot weer stilgelegd en kan er weer gesnorkeld en gekanood worden. Na een kwartier land er een vliegtuigje op het strand en kunnen er per vlucht 3 mensen mee voor een rondvlucht boven de omgeving. Stel je eens voor dat we Town 1770 links hadden laten liggen en waren doorgereden naar Rockhampton. Net voor zonsondergang zijn we terug, het water van de baai heeft een gouden glans en de zon zakt vuurrood achter de heuvels, die de baai omringen. Wat een dag! De volgende morgen rijden we naar het Historische mijnstadje Mount Morgan. Het stadje is niet alleen historisch, maar het voelt ook alsof je 100 jaar terug bent in de tijd, niet alleen qua gebouwen, maar ook de mensen schijnen uit die tijd te stammen. Het belangrijkste gebouw van het dorp                           

is de pub. Voor een open raam staan een paar historische drinkers om 12 uur ’s middags, ladderzat hun historisch biertje te drinken. Dat open venster was vroeger voor de Aboriginals, die niet in de pub mochten komen en daar hun alcoholisch drankje konden nuttigen. Nu is het andersom, nu staan de blanken zich in de koelte van de veranda te bezatten en rollen de Aboriginals binnen van de kruk af en moeten met veel ondersteuning naar huis gebracht worden. Maar alles gaat in een zeer gemoedelijke en vrolijke sfeer en zo goed en kwaad als het kan poseren ze nog voor de camera, wat ze misschien wel niet zouden doen als ze nuchter waren.

Rockhampton is onze volgende bestemming, maar dat lees je in deel 4

Free Bird Focus in  Down Under

Deel 4 

In Rockhampton zijn we weer terug in 2009. De stad heeft een rijk verleden en ziet er zeer welvarend uit. Indrukwekkende historische gebouwen sieren de rivieroever. De stad heeft zijn geld verdiend met het slachten van vee en dat doen ze nog steeds. Daarom staat het bekend als de Beef hoofdstad van Queensland. We bezoeken er het Aboriginal Cultureel Centrum, dat het

                             

grootste van Australië is, we krijgen er naast een uitgebreide kennismaking met de Aboriginal cultuur, een demonstratie Didgeridoe spelen en boemerang gooien. Daarna rijden we door naar Eungella en duiken weer de natuur in. In het regenwoud van Eungella National Park, (het regent inmiddels niet meer) gaan we opnamen maken van het vogelbekdier. We hadden er 1 dag voor gepland, maar het is hier werkelijk prachtig, dus plakken we er nog een dag achteraan om het park wat nauwkeuriger te bekijken. Vanaf de camping hebben we een schitteren uitzicht over Pioniers Valley, waar in dit jaargetijden het Suikerriet 3 meter hoog staat. We maken een flinke wandeling langs de Broken River en treffen er inderdaad het vogelbekdier aan, waar je hier bijzonder dicht bij kunt komen en dat is zeer speciaal. Normaal zijn ze erg schuw en moet je op grote afstand blijven, anders zijn ze direct weg. Verder wemelt het in de rivier van de waterschildpadden, die nieuwsgierig hun kop boven water uit steken.

                     

Prachtig dat Eungella National Park, kom je ooit in de beurt, dan moet je er zeker heen gaan. Onze volgende bestemming, de Whitsunday Islands, kun je tot een van de hoogtepunten van Australië rekenen. Deze eilandengroep bestaat uit 74 tropische droom eilanden waarvan er enkele gebruikt worden voor het toerisme. Hamilton Island is pas nog in het nieuws geweest, je kon er solliciteren naar de baan van je leven, je moet er een half jaar op het eiland passen voor een topsalaris (een reclame stunt). Het is het meest toeristische eiland en het verkeer op het eiland bestaat uitsluitend uit golfbuggy’s, er rijden er duizenden rond. Vanuit de Whitsunday’s gaan we naar het Great Barrier Reef, het grootste koraalrif ter wereld. Net langs het rif hebben ze een groot ponton liggen waar de boot wordt aangemeerd. Vanaf het ponton gaan we snorkelen boven het koraal waar de meest kleurrijke vissen rondzwemmen. Je kunt er ook in een boot stappen met ramen onder de waterspiegel. De boot vaart vlak langs

                       

de koraalwand, zodat je de onderwaterwereld optimaal kunt bekijken. Vervolgens brengen we een bezoek aan Whitehaven Beach, een eiland met het witste en fijnste zand ter wereld. Als je over het spierwitte strand loopt is het net of je over een poederstrand loopt. Het eiland is een natuurpark en je mag er niet overnachten, je wordt met een kleine boot op het strand afgezet en een paar uur later weer opgehaald. Helaas moeten we verder, maar we blijven in de buurt van de kust. Townsville is onze volgende bestemming, en de weg er naar toe voert ons langs uitgestrekte suikerriet plantages. Midden in het centrum van Townsville staat een hoge ronde flat in de vorm van een suikerpot. De stad is vernoemd naar Robert Town, die Polynesiërs naar Australië lokte en ze daar als slaven op de suikerriet plantages liet werken, dus niet z’n beste die Robert Town. De stad heeft een echte tropische uitstraling met een prachtige boulevard vol joggers, en dat is wel nodig want de Australiërs zijn hard op weg om qua lichaamsgewicht de Amerikanen te overtreffen. Tatoeages zijn ook erg in de mode. Laura heeft er ook een nieuwe vriendin bij in Townsville, een Aboriginel vrouw (die te diep in het glaasje had gekeken) vroeg haar plotseling of ze een foto van haar wou maken, ze schrok zich rot, want meestal moet je hemel en aarde bewegen om een foto van een Aboriginal te maken. Ze kwam eigenlijk niet van Townsville vertelden ze maar van Palm Island, maar in Townsville was meer alcohol vertelde ze, daarom was ze naar hier gekomen. Nou we vonden dat een goede rede om te verhuizen, en gaven haar groot gelijk, (een andere opmerking zou toch geen indruk gemaakt hebben). We hadden ook nog een uitnodiging op zak van de Townsville Sea Aqarium, het enige aquarium in Australië met levend koraal, staat er op de folder, dus gaan we een kijkje nemen. Aquariums waar je zomaar door de onderwaterwereld van Australië kunt lopen heeft altijd onze interessen. En ik kan je vertellen dat ze hier weten hoe ze die moeten bouwen. Midden in het Aquarium ligt een oud scheepswrak dat voor een groot deel is begroeid met levend koraal, uit de patrijspoorten zwemmen de meest kleurrijke vissen die je je maar kunt voorstellen. Maar ook haaien, schildpadden, roggen, steenvissen en noem maar op, het zit er allemaal in en zo te zien hebben ze vrede met elkaar gesloten en afgesproken dat ze elkaar niet opvreten, want groot en klein het zwemt allemaal knus voor mekaar langs. We blijven de oostkust

                          

 naar het noorden volgen, en Missionbeach is weer zo’n ander paradijselijk oord. Maar we komen hier niet voor de beach, maar voor de cassoaries, nu zul je denken wat is dat voor een beest, dat kennen wij hier in Nederland niet, nou dat klopt, ze schijnen ook alleen maar in de driehoek Ingham, Missionbeach, Innisfail voor te komen. Je kunt ze vergelijken met een emoe, ze zijn wat kleiner, maar veel mooier van kleur. Ze hebben een zwart veren lijf en een paarsblauwe nek en op de kop hebben ze een bruine hoornenachtige kam. Ze zijn niet geheel ongevaarlijk want als je ze te dicht nadert, als je er een tegen komt! kunnen ze zich bedreigt voelen en gaan met hun korte dikke poten tot de aanval over. Elke 500 meter staat er langs de weg wel een waarschuwingsbord, dat je moet oppassen voor overstekende cassowary's, maar wij kregen de indruk dat er meer waarschuwingsborden zijn dan cassowary's, want we hebben de hele dag rondgereden en flinke wandelingen gemaakt in hun woongebied maar er niet een gezien. Missionbeach is prachtig, het strand schitteren en je kunt er van alles ondernemen, maar aan de cassowary's moeten ze toch maar eens wat doen, want we zijn hier nu al 2 keer geweest en hebber er nog geen in het wild gezien.

Op naar Atherton Tableland, maar dat krijg je in het volgende verslag te lezen.

 

Free Bird Focus in Down Under

Deel 5

Net voorbij Innisfail verlaten we de Brush Highway en slaan links af naar Atherton Tableland. De weg klimt omhoog en we krijgen het gevoel dat we niet ver van huis zijn. Het landschap doet ons namelijk erg aan de Belgische Ardennen of het Eifelgebergte in Duitsland denken. Wanneer we een dorpje binnen rijden zien we weer directe dat we in Australië zijn. Veel kleine historische dorpjes zoals Ravenshoe, Herberton, Yungaburra en noem maar op. In Silktown, een plaatsje waar misschien 150 mensen wonen, staat de kleinste bank van Queensland. Het houten gebouwtje is zo groot als een uit de kluiten gewassen WC met een flinke nep gevel. Meestal zien ook de historische winkels er zo uit. Een enorme voorgevel met veel reclame en daarachter verborgen een veel kleinere golfplaten loods. De dorpjes lijken sprekend op de cowboy stadjes in de oude western films. De temperatuur is er zeer aangenaam, is het aan de kust 31 graden dan is het in het Atherton Tableland door de grotere hoogte 26 a 27 graden. Snakte we in Brisbane tijdens de regenperiode naar de zon, nu lopen we van de ene schaduwplek snel naar de andere. In het Tableland bezoeken we enkele watervallen die het na de overvloedige regenval van de afgelopen perioden goed doen. In Herberton bezoeken we een nagebouwd dorp van rond 1850 toen de goudkoorts op zijn hoogtepunt was.

                               

De huizen zijn uit heel Queensland verzameld en hier weer in originele staat opgebouwd. We dalen weer af naar de kust en komen in het zeer tropisch Cairns terecht. Deze badplaats bestaat voor 70 % van het toerisme, terwijl het helemaal geen strand heeft. Maar daar heeft Cairns wat op gevonden. Op de boulevard hebben ze een enorm zwembad gebouwd met een even zo’n indrukwekkende zonneweide. In zee kun je hier toch niet vanwege de krokodillen. Het zwembad en de zonneweide zijn vrij toegankelijk,een schitterende oplossing. Het centrum is zeer modern en de jeugd, afkomstig uit alle delen van de wereld, vult de stad. In honderden boekingkantoortjes kun je uitstapjes maken naar het koraalrif of naar het achterland. Het koraalrif hebben wij al gehad in Town of 1770 en Arlie Beach dus gaan we met een bergtrein naar Karunda, dat prachtig is gelegen hoog boven Cairns op de rand van Atherton Tableland. De treinrit van ongeveer 1 uur is een ware toeristische attractie. Langs een steile rotswand klimt de trein omhoog met vele mooie uitzichten op de vallei waar Cairns in ligt. Karunda is een echt toeristenplaatsje dat ligt verscholen in het tropische groen. Aboriginals verzorgen dansshows, demonstreren hoe je een didgeridoe moet bespelen en tonen hun behendigheid met speer en boemerang, natuurlijk allemaal erg toeristisch, maar je krijgt toch een goede indruk van hun cultuur. Verder kun je er in een Army Duck stappen, dat is een amfibie voertuig van het Amerikaanse leger dat ze wat opgeleukt hebben, en rijden en varen daarmee door het tropische regenwoud en natuurlijk stappen wij in. Na een drukke dag in Karunda, verzorgt door Topical Wings, dalen we weer af naar Cairns, maar niet met de trein, we stappen in de Skyrail een kabelbaan van 7,5 km die over de toppen van het regenwoud scheert. Om betere opnamen te kunnen maken, hadden ze er voor ons een open bakje aan gehangen zonder glas, zodat we geen last van reflexie hebben. Prima servies. De volgende dag was het tijd om afscheid te nemen van onze comfortabele  Maui camper en hem om te ruilen voor een Buchscamper van Britz. Nu wordt het veel meer

                             

kamperen, want we moeten enorm aan ruimte inleveren. Maar met deze mag je over de onverharde wegen, wat je met een gewone camper niet mag. Maar na 1 uurtje passen en meten hadden we al onze spullen een plekje gegeven en na 2 dagen zijn we er aan gewend, hopen we. We moeten nu veel meer buiten gaan doen. Zaterdagmorgen om 7 uur verlaten we de camping en rijden via Mossman naar Cooktown via Cape Trebulation. Deze cape heeft zijn naam te danken aan het feit dat Captain Cook hier in 1770 met het schip de Endeavour op het koraalrif voer en grote averij opliep. Tot de cape is de weg goed, maar dan houd de verharding op en zijn er ook geen bruggen meer. De weg slingert zich door het regenwoud en is nooit verder dan 100 meter van de kust verwijdert. Soms stijgt de weg zo stijl dat we terug moeten naar de eerste versnelling. 5 keer moeten we een rivier over, 2 waren zo diep dat het water tot boven de treeplank van onze Toyota kwam en binnen in de cabine liep, gelukkig was het

                            

campergedeelte hoger en bleef droog. Bij de 4de  stond het water nog hoger, toen we stonden te kijken hoe we er het beste door heen konden, kwam een toevallig passerende politie ons te hulp en demonstreerde met zijn Toyota hoe we door de rivier moesten zig zaggen om het water uit de auto te houden. Na 106 km onverharde weg bereikte we Cooktown, waar we onze zondag doorbrengen. Laura gaat daar onze spullen een nieuw plaatsje geven om te kijken of ze ruimte kan winnen.

Of ze dat voor elkaar krijgt lees je in het volgende deel.

 

Free Bird Focus in Down Under

Deel 6

Cooktown ligt er nog het zelfde bij als 8 jaar geleden toen we het voor het laatst bezochten. De camper is na een vakkundige studie en wat herpakken naar de zin van Laura ingericht, maar het blijft krap. Cooktown is een heerlijk plaatsje om te verblijven, er hangt een sfeer van rond 1850. Het plaatsje telt bijna net zo veel pubs als woonhuizen. Aboriginals en blanken bevolken samen de kroeg en het gaat er zeer gezellig aan toe. Af en toe komt er een toerist met een camper het stadje ingereden, kijkt wat rond, drinkt een pilsje in de pub en ziet dat het leven hier goed en relaxt is, zoekt daarna voor de nacht een plaatsje op ‘n camping. Wij maken op de Endeavour River een tochtje met een boot en zien onderweg enkele krokodillen op een modderbank liggen. De volgende morgen beginnen we met flink wat proviand aan boord aan onze volgende etappen, want na dik 1200 km komen we bij

                             

Katherina weer in een plaats waar we weer inkopen kunnen doen en zeker ¾ deel van de route gaat over onverharde wegen. Als we Cooktown uitrijden richting Laura, hebben we eerst 25 km nog verharde weg, maar dan houd het asfalt op. De ramen gaan dicht voor het stof en de airco gaat aan want het is 35º C. Ook bruggen vinden ze hier overbodig en voorzichtig zoeken we onze weg door de rivier. Niet uitstappen halverwege, want er zitten veel krokodillen in de rivier. Maar alles loopt perfect en rond het middaguur hebben we de 150 km naar Laura afgelegd. Het plaatsje bestaat uit een roadhouse een postkantoor, tevens winkel, een pub en enkele huizen. Er wonen 50 a 60 mensen, hoofdzakelijk Aboriginals. Toch wordt in dit afgelegen gehucht jaarlijks een van de grootste rodeo’s van Australië georganiseerd. Er is ook een nieuw cultureel centrum gekomen, en we ontmoeten er Tommy George, een stokoude Aboriginal van koninklijke bloede. Tommy is de King van zijn stam en deze titel heeft hij van zijn vader geërfd en die weer van zijn vader en zo al generaties lang. Tommy heeft altijd als veedrijver gewerkt bij een farmer hier in de omgeving. Nu heeft hij een baantje in het culturele centrum en verteld hij iedereen die er in geïnteresseerd is zijn levens verhaal. Al zijn broers en zusters zijn al gegaan zegt hij, naar de dreamtime en hij gaat dit jaar ook zegt hij. Ik kan het best geloven, want hij ziet er uit of hij 150 jaar oud is. We laten Laura achter ons en ik neem mijn Laura mee naar Karunda. We nemen de Savanna Highway, de benaming Highway moet je met een korreltje zout nemen, want het is een zandspoor door een van de meest afgelegen gebieden in het noorden van Australië. We hebben de 2 brandstoftanks van de camper helemaal vol zitten en hebben in totaal 150 liter diesel bij ons. Dat moet ook wel want in onze Toyota ligt een dikke V8 en die lust hem wel, maar er zit wel flink wat power onder de motorkap. Halverwege de route is de track vanwege de overvloedige regenval van de voorgaande weken afgesloten. De weg is zo beschadigd dat je er zelfs met een 4 wheel drive niet door komt. We moeten over een spoor naar het zuiden en komen bij Georgtown weer op de verharde weg en rijden via Groydon en Normanton naar Karumba. Karumba is het paradijs voor sportvissers. Van heel Australië komen ze met hun boten naar Karumba om er op de baramundi te vissen.

                            

Maar wij komen daar niet voor, wij komen voor de waanzinnig mooie zonsondergang die je hier elke avond kunt bewonderen. Als een vuurrode bal zakt de zon in de Gulf of Carpenteria en kleurt de zee en de hele omgeving oranjerood. De volgende morgen vertrekken we al om kwart over 6 naar Burktown. We hebben ruim 760 km onverharde weg voor de boeg. Het is nog donker en recht voor ons kleurt de horizon oranjepaars van het eerste licht dat boven de horizon in de outback verschijnt. De kangoeroes zijn nog zeer actief en het is oppassen dat we ze niet raken, want ze kunnen onverwachts voor de auto springen. Om 9 uur rijden we Burktown binnen, de plaats waar Burk en Wills de noordkust van Australië bereikten toen ze een doorgang van zuid naar noord zochten dwars door Australië. Burk heeft deze tocht niet overleefd. Een roadtrain van 50 meter lang staat midden op de weg voor de pub te lossen. We parkeren onze Toyota ook voor de kroeg en gaan binnen voor koffie, een zeer ongewone drank in deze regio, de klanten die binnen zitten hebben allemaal een grote fles bier voor zich staan. Hier bestaat ontbijt uit VB (Victoria Bitter) een populair Australisch bier. Maar wij willen goed wakker blijven met al die kilometers nog voor de boeg. Voor we verder gaan wordt ons aanbevolen om nog even bij Frank langs te gaan in de Toeristeninformatie, hij weet alles over deze regio, en ook over de toestand van de weg. Dus volgen we de raad van de pub bewoners op en gaan naar de infopost. Frank zegt dat het geoorloofd is om die weg te nemen, maar drukt ons wel op het hart om voorzichtig te zijn, en als er iets gebeurt om niet bij de auto weg te gaan. We vullen de brandstof tank nog helemaal op en gaan op pad. In het begin is de gravelweg nog spiegel glad en halen we vlot 100 km per uur. Regelmatig komen we een bordje Dip tegen, even afremmen, want dat is bijna altijd een plaats waar in het natte seizoen het water over de weg stroomt en een geul veroorzaakt heeft.  Meestal kun je er wel met 40 km doorheen maar af en toe zijn ze zo diep dat je terug moet naar de 1ste versnelling, anders kom je met alle wielen los van de

                       

grond, en dat willen we niet, want achter ons in de auto is het toch al een puinhoop. Laura kijkt met gemengde gevoelens naar die kleur van de auto aan de binnenkant, die langzaam van wit in licht roze verandert door het fijne stof dat door de kieren naar binnen komt. We kijken om ons heen en denken aan Burk en Wills die te voet door dit stekelige landschap trok, wat moeten die een doorzettingsvermogen hebben gehad. Om 3 uur zijn we pas bij Hells Gate, een voormalig roadhouse, dat halverwege Burktown en Borroloola ligt. Het roadhouse is gesloten, het is zijn vergunning is kwijt geraakt door de verkoop van alcohol aan Aboriginals, maar er is wel een plaats waar je kunt kamperen. We overwegen of we blijven of doorrijden, we zijn al zo veel rivieren over gestoken dat we de tel zijn kwijt geraakt, en dat kost flink wat tijd. We weten niet wat er nog voor ons ligt. Borroloola halen we niet bij licht, dat weten we al. Er staat nog niemand op de camping en we besluiten om door te gaan. Van een mooie gladde gravelweg is geen sprake meer, dit is echt een route voor mensen die van avontuur houden. We moeten blij zijn als we een gemiddelde 50 km per uur kunnen rijden. 45 min rijden verderop staat een motorrijder stil op de weg. We stoppen en vragen wat er aan de hand is. Mijn maat rijdt een stuk achter mij zegt hij, maar hij is gevallen met zijn zwaar bepakte motor en kan hem alleen niet meer overeind krijgen. Om hem te helpen moest hij zijn eigen motor eerst afladen voor hij kon keren in het mulle zand. We zullen gaan kijken wat we kunnen doen en als het niet lukt om zijn motor mee recht te zetten komen we terug spreken we af. We troffen inderdaad een afgetobde motorrijder aan naast zijn liggende motor in het mulle zand. Met veel inspanning hebben we hem met 2 man en 1 vrouw weer recht gekregen. Met een bedenkelijk gezicht informeerde hij naar de toestand van de weg verderop. Gelukkig konden we hem vertellen dat de weg waar wij van af kwamen steeds beter werd en dat het nog 45 min rijden was tot Hells Gate en daar konden ze overnachten. We wisten toen nog niet wat wij nog voor ons hadden en wat zij al achter hun kiezen hadden. Maar met een 4 wheel drive is het veel makkelijker dan met een tourmotor. Het begon al donker te worden en we waren sinds Hells Gate al weer 4 rivieren overgestoken. In het donker werd het steeds moeilijker om de ondiepe gedeeltes te vinden. Voor alle zekerheid lieten we de auto in de 4 wheel drive staan om het risico dat we in de rivier bleven hangen zo klein mogelijk te maken. De hele rit vanaf Burktown waren we maar 3 auto’s en 2 motorrijders tegen gekomen, maar de laatste 10 km voor Borroloola verschenen er regelmatig koplampen voor ons. Een teken dat we de bewoonde wereld naderden, waar zij naar toe gingen was ons een raadsel want sinds Hells Gate hadden we geen enkele bewoning gezien. Misschien waren het Aboriginals, maar dat konden we in het donker niet zien. Rond 8 uur kwamen we in Borroloola aan, vooral de laatste 2 uur in het donker hadden ons afgemat, maar we waren toch blij dat we voor deze route gekozen hadden nu we daar de geschikte auto voor hadden. We zetten de camper op de camping en gaan slapen.

 

Free Bird Focus in Down Under

Deel  7

De volgende morgen worden we om 6.30 uur gewekt door een groep witte kaketoes, die de boom waaronder onze camper staat hebben uitgekozen om hun werkbespreking te houden. We blijven tot 7 uur liggen en sjokken dan met de handdoek over onze schouder naar de douches. Na een ontbijt van brood met kaas voor Laura en voor mij vandaag pindakaas, want de worst is op, loop ik even door het dorp voor een eerste verkenning. Laura begint de camper uit te laden om hem inwendig van het zand te ontdoen, want vannacht kregen we de indruk dat we op het strand lagen te slapen, zoveel stof was er op de gravelroad binnen geslopen. Borroloola was vroeger een afgelegen politiepost om de omgeving te controleren. Het is nog steeds een zeer afgelegen plaatsje waar hoofdzakelijk Aboriginals wonen. Ook deze plaats trekt vele blanke Australiërs die er in het weekend komen vissen op hun geliefde barramundie. Verder blijkt er in de omgeving een mijn te liggen waar je niet in mag. Er hangt een

                           

 groot bord op de poort met de korte zin, “KEEP OUT”, dus dat zegt genoeg. Verder heeft het plaatsje een vliegveldje, een camping, en 2 tankstations die er allemaal een winkel op na houden waar je de eerste levensbehoefte kunt kopen. De oude politiepost is nu een museum, je kunt zien wat een eenzaam leven de politieman met zijn gezin had die hier gestationeerd werd. Nu kun je in een dag met de auto naar Mount Isa, met 800 km de dichts bijzijnde stad, waar je bijvoorbeeld een TV of wasmachine kunt kopen om maar iets te noemen, en dan kun je de volgende dag weer terug. Maar die politieman moest dat met zijn paard doen, dus die was even van huis als hij naar de stad moest. Nu zul je zeggen, maar in die tijd hadden ze nog geen TV of wasmachine, dat klopt, maar als je ziek werd moest je er toch op je paard naar toe. Dat zijn allemaal van die dingen waar je aan denkt als je door de afgelegen gebieden van Australië reist. Wat heeft die mensen bezield om zich op een dergelijk afgelegen plaats te vestigen. Zo, Laura heeft de camper weer schoon en we kunnen op weg naar de Stuart High Way, die van Port Augusta midden door Australië naar Darwin loopt. Stuart was een ontdekkingsreiziger die net als Burk en Wills een route dwars door Australië probeerde te vinden, naar hem is de weg, die hij gedeeltelijk verkent heeft, vernoemd. Laat in de namiddag komen we in Mataranka aan. Het land van “We of the Never Never” waar een beroemd boek over geschreven is. Maar het meest aangename van deze plaats is, dat we er in een warm waterbron kunnen gaan liggen, wat we zeker ook zullen doen. Vlak bij de bron kun je niet in het water, zo heet is het. Maar een paar honderd meter stroomafwaarts is het heerlijk en we maken hier onze

                           

dag ook vol. Onze volgende bestemming is de Katherine George. Hier zoekt de Mary River zich een weg door 3 kloven met hoge loodrechte wanden. Hier maken we met een boot een schitterende toch over de rivier. We hebben dat eens eerder gedaan met een kano, maar dat is nu niet mogelijk, want er zijn na de overstroming van het afgelopen natte seizoen, zoutwater krokodillen in de rivier gesignaleerd. Die moeten eerst gevangen worden voor je weer veilig met een kano de georges in kunt. De volgende bestemming is Kakadu National Park. Dit park staat op de werelderfgoed lijst van Unesco. Het is een waar vogelparadijs, als op het eind van het droge seizoen, in het noorden alle billabongs zijn opgedroogd, vertoeven hier miljoenen watervogels. We stappen om 7 uur in een bootje en varen Yello Waters op. De opkomende zon geeft het water een koperkleurige gloed. De vogelwereld komt tot leven en het is een feest dit mee te maken. Krokodillen glijden geruisloos door het water, met hun neus en ogen net boven de waterspiegel. Helaas brengt al dit water ook miljoenen muggen voort en hoor je in de rondvaartboot vaak het sissende geluid van een spuitbus. Vooral Laura schijnt voor de muggen een bijzonder voedingsbodem te zijn waardoor ze mij met rust laten. Na Kakadu brengen we een bezoek aan de hoofdstad van de Northern Territory, “Darwin”. Het is een stad met een Aziatisch sfeertje en ook het klimaat heeft zich daar aan aangepast. We zoeken McDonald weer op want er moet weer een nieuw reisverslag gepubliceerd worden, maar we vangen hier bot. Dit is waarschijnlijk de enige MacDonald waar je geen Wireless internet hebt. We struinen de hele stad af, internetcafe’s genoeg, maar niet een waar we onze eigen laptop kunnen gebruiken. Na 2 dagen verlaten we de stad weer, met het reisverslag nog in onze computer. We gaan weer de Stuart Highway op, maar nu in zuidelijke richting. Bij Litchfield National Park slaan we even rechts af en brengen daar diverse watervallen en

                             

spectaculaire stoomversnellingen in beeld, het park is vooral bij back packers in trek omdat ze hier probleemloos in de talrijke waterhole’s, die in de riviertjes zitten kunnen zwemmen. Er zitten namelijk geen krokodillen, die worden door de watervallen tegengehouden. We komen weer door Katherine want we moeten tot Daly Waters over de zelfde route naar het zuiden, omdat er geen andere weg loopt. In Katherine kunnen we eindelijk weer onze mail openen en het nieuwe reisverslag publiceren. Katherine zullen we niet gauw vergeten, omdat we hier schokkend nieuws krijgen over iemand die ons zeer dierbaar is. We moeten weer verder en bereiken tegen de avond Daly Waters, waar enkele kilometers van de weg de beroemdste outback pub van Australië staat. Vroeger werd de kroeg gevuld met veedrijvers die maanden achter elkaar in de Outback gewerkt hadden en om de 3 maanden een paar dagen vrij hadden, en hier dan de bloemetjes buiten zetten. Maar tegenwoordig is ook het werk van de veedrijvers veranderd, wat vroeger met het paart gebeurde, word nu met een helicopter gedaan. Maar de lokale bevolking weet de kroeg nog altijd te vinden en er zijn maar weinig toeristen die deze kroeg voorbij rijden en er geen avond spenderen. Er zit elke avond live muziek wat hoofdzakelijk country muziek ten gehore brengt, kei gezellig. Wij sturen onze Toyota de volgende ochtend weer de Stuart Highway op in zuidelijke richting, die kaarsrecht voor ons als een zwarte streep met een rode rand in het oneindige verdwijnt.

Wat we verderop op deze eindeloze weg tegen komen leest je in het volgende verslag.

 

Free Bird Focus in Down Under

Deel  8 

Een eindeloze weg strekt zich voor ons uit richting het hart van Australië. Links en rechts van de weg lage begroeiing, soms mooi groen, soms zwart geblakerd omdat het hoge gele gras is afgebrand, om grotere bosbranden te voorkomen. Ik vraag me dan wel altijd af wat er met alle slangen, hagedissen en andere reptielen die er leven gebeurt. Ook de grotere dieren zoals kangoeroes en emoes hebben voor maanden geen voedsel. Grote runderen zwerven vrij door het landschap en staan soms in groepjes langs de weg. New Castle Waters is de eerste plaats waar we stoppen. In een grote billebong leven duizenden watervogels. New Castle Waters is een historische plaats. Er staat een standbeeld van een veedrijver in een desolaat landschap. Vroeger, toen het vee in enorme kuddes, door veedrijver van het noorden naar de slachthuizen in Queensland moest worden gedreven, liep de route altijd via New Castle Waters, omdat daar altijd water was. Mens en dier konden hier weer op verhaal komen voor ze hun

                         

 tocht naar het oosten hervatten. Zo’n drijftocht nam vaak maanden in beslag. Nu wordt het vee in grote roadtrains geladen en naar de slachthuizen vervoerd. De gebouwen waar de veedrijvers overnachten, staan er nog, de hete wind blaast door de kapotte ramen en brengt de tot op de draad versleten gordijnen in beweging. Binnen moet je goed opletten dat je geen slang tegen het lijf loopt, die zoeken hier graag een schuilplaats voor de brandende zon. Voor de gebouwen staan bordjes, met de vermelding dat de deze historische plaats onder bescherming staan van de National Trust, een soort monumenten zorg. We draaien weer de Stuart Highway op en rijden verder in zuidelijke richting. Het landschap is licht golvend en als we in de verte een stipje waarnemen beginnen we te gokken wat het is, een bus, een roadtrain, een auto met caravan, of een camper. Naarmate we dichter bij komen, beginnen de contouren zich af te tekenen en zien we wat het is. Meestal is het een dikke jeep met een grote caravan van een gepensioneerde Australiër uit Victoria die in de wintermaanden de warmte van het noorden gaat opzoeken. Ze worden hier de Grey Nomads genoemd. De zon staat achter ons en de schaduw van onze Toyota wordt steeds langer, het wordt tijd dat we Tennant Creek bereiken anders vallen we in het donker. Even voor 6 lopen we Tennant Creek binnen en bij het laatste licht van de dag zetten we de camper op de camping. De zonsondergangen hier in de Outback zijn adembenemend. Tennant Creek is eigenlijk een plaatsje van niks. Het is ontstaan omdat hier een telegraaf station was, dat begin 1900 een schakeltje was

                        

 in de verbinding tussen Australië en Engeland. Later is er ook nog goud gevonden en toen nam de plaats enige vorm aan. Maar toen het goud op was takelde de plaats weer af en nu wonen er hoofdzakelijk Aboriginals. We hebben het de volgende dag snel gezien en rijden door naar Devil Marbles, 100 km verder op. Hier bestaat het landschap uit enorme ronde keien die kris kras in het landschap liggen. Daarom wordt het wel de knikkerplaats van de duivel genoemd. Het is onvoorstelbaar, hoe deze ronde rotsen op elkaar blijven liggen, bij sommige denk je, ik hoef ze maar een duwtje te geven en ze rollen naar beneden, maar ze liggen al jaren zo. In een ruk rijden we naar Alice Springs. Steeds turen we de horizon af, of we geen kangoeroes, emoes of wilde kamelen zien. Kangoeroes zien we volop en grote arende, als er meerderen in de lucht zweven is dat een teken dat er een doodgereden kangoeroe op de weg ligt. Deze worden door de arend en de kraaien opgeruimd, maar soms vallen ze zelf ten prooi van een passerende auto. Emoes en de kamelen laten nog even op zich wachten. Alice Spring ligt in het hart van Australië en is eveneens uit een telegraafstation ontstaan. De Flying Doctors hebben er een basis en de School Of The Air is er gevestigd. De School Of The Air geeft via de radio les aan de kinderen die op afgelegen boerderijen wonen. Tegenwoordig is Alice Springs een echte toeristenplaats. Veel bezoekers gebruiken Alice als springplank, om naar de Macdonnell Ranges, Kings Canyon of naar Ayers Rock te gaan. Wij doen dat ook, we vullen de beiden diesel tanken weer tot de nok  op, en duiken daarna de supermark in om een voorraad voor enkele dagen in te slaan. We komen hier later terug om de camper in te leveren en bekijken de stad dan beter. We trekken de Macdonnell Ranges in. Het is een langgerekt gebergte met vele Canyons waar rivieren door stromen. Maar het grootste deel van het jaar staan de rivieren droog. Soms duurt het jaren voor er weer water door stroomt. En

                             

dan is het meestal nog maar voor een paar dagen. In de folder staat dat het gebergte eens net zo hoog was als de Himalaya, dat is haast niet voor te stellen dat een gebergte zo kan eroderen. In een paar canyons, zoals Big Hole, Simsons Cap en Ormiston Gorge staat wel water en je kunt er heerlijk zwemmen. Hier in het midden van Australië hoeven we niet meer bang te zijn dat we krokodillen tegen komen.  Helen Gorge is de laatste Gap in de Macdonnell Ranges en de asfalt weg gaat over in gravel. Via Haast Bluff, een enorme meteoren krater, rijden we naar Hermannsburg, een Aboriginal nederzetting waar een Duitse priester, rond 1890 een missie post stichten om de oorspronkelijke bewoners te bekeren tot het christendom. Of dat echt gelukt is weet ik niet, maar het kerkje en enkele andere gebouwen staan er nog altijd. Daarna is het nog 200 km over gravel road naar Kings Canyon. Halverwege staan 3 Deense meiden met een kapotte huurauto. We stoppen en kijken of we iets kunnen doen. Maar er is al hulp onderweg en ze zien er vrolijk uit. Dat zal wel veranderen als ze straks de rekening gepresenteerd krijgen, want ze mogen met hun huurauto niet op de onverharde wegen komen en zijn daar ook niet verzekerd. Dus dat kan een duur ritje worden. We rijden door met een kilometer lang stofspoor achter ons aan. Aan het stof zie je meestal ook als er een tegenligger aankomt, want dat zie je eerder dan het voertuig. Even verder moeten we afremmen voor een groepje kamelen dat op hun dooie gemak

                               

over de weg sjokt. Als ze ons in de gaten krijgen, worden ze snel en vluchten links en rechts een tiental meters de outback in en staren ons verbouwereerd na, van waar komen die plotseling vandaan. Wij bereiken in de schemer Kings Canyon en Laura hoopt dat dit het laatste stuk gravel road is, want de kleur van de auto is binnen weer behoorlijk aan de rode kant. Dus dat wordt weer poetsen. In het volgende verslag kun je het laatste deel van onze reis volgen.

 

Free Bird Focus in Down Under

Deel  9 

Op de camping bij Kings Canyon struinen de Dingo’s van caravan naar caravan om te kijken of er wat te halen valt. We worden gewaarschuwd om ’s nachts niets buiten te laten staan want de dingo’s laten niets heel. Als je ze zo ziet zou je niet zeggen dat ze zo gevaarlijk kunnen zijn, het zijn net gewone honden, en ze laten je tot 3 meter naderen en gaan er dan vandoor. De wandeltocht

                             

van 4 uur, over de rand van de canyon hebben we al vaker gedaan, maar hij blijft schitteren, alleen wordt de camera en het statief elk uur zwaarder. Volgende keer huren we maar een drager net als in Nepal. Na Kings Canyon is de topattractie van Australië, Ayers Rock, aan de beurt voor een bezoek. De naam Ayers Rock wordt steeds vaker vervangen door Uluru, de Aboriginal naam. Met bussen vol worden de toeristen aangevoerd, die de grootste monoliet op aarde bestormen. Of het werkelijk een monoliet is, is nog maar de vraag, want onder de geleerde, die er voor gestudeerd hebben, bestaat een meningsverschil. Maar laten we maar geloven dat het een monoliet is, dat trekt meer toeristen. Het eerste stuk klimmen is nog wel te doen, maar dan wordt hij zo steil dat je de hulp van een ketting nodig hebt, die daar speciaal voor gespannen is, om de top te bereiken. Een grandioos landschap, in het hart van Australië ligt aan je voeten. In de verte 35 km verwijdert van Uluru zien we de Olga’s liggen. Het mooiste van de Uluru is het kleurenspel als de zon ondergaat. Van vaal rood verandert hij in hel rood en later in donker paars. Iedere avond staan er op lookout weer honderden mensen naar dit schouwspel te kijken. Dit zelfde schouwspel voltrekt zich ook bij de Olga’s, die richting West Australische grens liggen. Uluru en het land er omheen is diverse jaren geleden weer teruggegeven aan de Aboriginals. Voor hen is het een heilige plaats, maar het toeristische gebeuren is in handen van de regering, want toen ze het land terug gaven aan de rechtmatige eigenaren is er bij uit gehouden dat de regering Uluru voor 99 jaar  pachten.

                        

De Olga’s zijn minder bekend, maar doen wat spektakel betreft niet voor Uluru onder. Eigenlijk moeten we ook hier niet meer van Olga’s spreken, maar van Kata Tjuta want ook hier wordt tegenwoordig de Aboriginal naam gebruikt. Adembenemend is de wandeling door The Valley of the Wind. Het is een pittige wandeling en er zit veel klimwerk in, dus een beetje conditie is wel aan te raden, maar die hebben wij intussen met al onze wandelingen wel opgebouwd. Onderweg kun je allerlei soort reptielen tegen komen. Wij kwamen de Thorny Devil tegen, wat heel bijzonder is, hij ziet er heel vervaarlijk uit, maar is totaal onschuldig, maar dat wisten we nog niet op het moment dat we hem zagen. We zijn later op internet gaan kijken en kwamen er toen  achter dat we hem gerust op hadden kunnen pakken en op onze hand kunnen zetten. Als hij merkt dat er gevaar dreigt verroert hij zich niet meer en lijkt hij met al zijn stekels op een doornige tak. Daarom valt hij ook bijna niet op. God weet hoeveel we er al voorbij gelopen zijn, die we niet zagen. Maar zo is het met veel dieren. Kangoeroes hoppen overdag niet rond, die liggen lekker in de schaduw onder een struik, en worden tegen de avond als de temperatuur gedaald is actief. Maar wij blijven van zonsopgang tot zonsondergang actief en maken schitterende opnamen van de boeiende Australische outback. Na Uluru en Kata Tjuta gaan we weer terug naar

                             

Alice Springs. Laura heeft intussen op haar reis door Australië zoveel tatoeages gezien, dat ze denkt dat ze er niet meer bij hoort als je er geen hebt, dus trekt ze in Alice de stoute schoenen aan en komt terug met een vlinder op haar bovenarm, ik heb hem gecontroleerd, en gelukkig was het geen nachtvlinder. Ik was er niet gelukkig mee, maar ja die vrouwen van tegenwoordig hebben een eigen mening en willen dat ook wel graag laten zien. Zoals ik al eerder vertelde, is ook Alice Springs ontstaan uit een van de telegraafstations, die als schakelpunten  door het midden van Australië zijn gebouwd. Toen de telegraafverbinding klaar was, duurde het nog maar 7 uur voor een bericht dat in Melbourne verstuurd was in Londen aankwam. Daarvoor duurden het bijna 3 maanden voor een verzonden bericht uit Australië het moederland bereikten. Alice Spring ligt letterlijk midden in Australië en deze woestijnstad, heeft bij veel reizigers een bijzondere aantrekkingskracht en spreekt erg tot de verbeelding. Wie deze stad bereikt, of dat uit zuidelijke of noordelijke richting is, heeft al zo veel eenzame kilometers in een leeg land afgelegd, dat hij het als een overwinning ervaart, als hij de grootste stad van de outback  midden in het centrum bereikt. Midden door de stad loopt de Todd River. Elk jaar wordt er in deze rivier een bootrace georganiseerd. Enkele jaren geleden ging de race niet door, kortweg omdat er water in de rivier stond, want de deelnemende boten zijn van papier, vandaar deze hielarische bootrace.

                             

Er zijn in Alice veel bureautjes die uitstapjes in de omgeving organiseren, je kunt een kamelentocht maken, of op de rug van een paard de Oost MacDonnell Ranges verkennen. Wij deden dat met onze camper en bezochten in een dagtrip diverse mooie gaps. Als afsluiten van onze schitterende reis, door 2 staten van Australië, stapte we in de mand van een heteluchtballon van Outback Ballooning, en stegen om 6.30 in de morgen op. Het is een ongelofelijke ervaring, om de zon als een gouden bal, boven een paars oranje horizon  te zien verschijnen. Beneden rennen de kangoeroes verschrikt alle kanten op als de piloot zijn hete gasvlam in de ballon spuit, om wat hoogte te winnen. Van onze hoge staanplaats zijn ze goed te zien. In de verte zien we het busje over een zandweg rijden, die ons moet oppikken als we geland zijn. We zweven over de Stuart Highway die in het noorden door een opening in de MacDonnell Ranges loopt en in het zuiden als een lange rechte zwarte streep in het oneindige verdwijnt. Na 1 uur vliegen landen we op een grote open plek, 10 min later verschijnt het busje dat ons terug brengt naar Alice Springs. Met deze geweldige ervaring vliegen we de volgende dag naar Melbourne, vanwaar we de lange reis naar Nederland beginnen. Mocht je ooit een reis naar Down Under overwegen, kijk dan op onze webpagina onder reistips, daar vindt je een schat aan informatie voor een reis door Australie. Natuurlijk zijn onze DVD, een belangrijke ondersteuning om uw keuze te maken, welk deel van Australië u wilt gaan bekijken, maar hou er wel rekening mee als u er 1 keer bent geweest, dat u met het Australië virus wordt besmet en dat je vaker terug wilt om nog meer te gaan bekijken van dit wonderschonen continent.

 Groeten uit Down Under    Jan & Laura

Retour