Retour
Retour

Free Bird Focus in Western Australia.

In Amsterdam stappen we in het vliegtuig om opnamen te gaan maken  voor een nieuwe film van Western Australia. Eveneens als vorig jaar in Queensland en Northern Territory, doen we dat voor een deel met een Maui Camper en een deel met een Britz Bushcamper en in samenwerking met Travelhome in Geldrop. In Melbourne halen we onze camper op, de reden is dat we door de Nullarbor willen, een lange avontuurlijke weg die van Port Augusta in South Australia naar Norseman in Western Australia loopt, een route van ruim 2000 km zonder noemenswaardige plaatsen. We beginnen rustig omdat we nog een jetlag moeten wegwerken. Dondagavond 21 maart komen we in de namiddag aan in Port Augusta waar onze tocht door de Nullarbor zal beginnen. We gaan inkopen doen bij Coles, een grote supermarkt keten die 7 dagen per week open is, vullen daarna de brandstoftank van onze camper en rijden naar de camping om daar te overnachten. We zijn klaar om de volgende morgen al vroeg te vertrekken. Om 6 uur gaat de wekker, het is nog donker, om kwart voor 7 hebben we al onder de douche gestaan en ontbeten en rijden de poort van de camping uit. De zon komt achter ons op en werpt een lange schaduw van de camper voor ons op het wegdek. Uren volgen we onze eigen schaduw op de eindeloze weg die in westelijke richting in het niets verdwijnt. Geleidelijk draait de schaduw naar de linkerkant van de auto en wordt steeds korter. Onze eerste plaats waar we aankomen is Kimba waar de graansilo’s de grootste gebouwen van het gehucht zijn. Kimba ligt midden in een gebied waar het graan rijpt op enorme akkers.

                                 

Een groot bord op de parkeerplaat geeft aan dat we hier halverwege Australie zitten, naar Sydney is evenveel kilometers als naar Perth, maar hoeveel kilometers dat zijn staat er niet bij, had ik toch wel graag even willen weten. We gaan weer verder, maar staan spoedig weer stil. Een man staat op de weg te zwaaien en waarschuwt dat er net een ongeluk gebeurd is. We komen tot stilstand achter een grote roadtrain en gaan kijken wat er aan de hand is. Een paar truckers van de roadtrains zijn de man al eerste hulp aan het verlenen die op de weg ligt en via hun boordradio hebben ze het hospitaal al gewaarschuwd. Het is een motorrijder, die een aanhangertje achter zijn motor had. Hij heeft een kapotte achterband gekregen en is daardoor aan het slingeren gegaan. De schade aan zijn motor, een Honda Goldwing, valt mee maar zijn aanhanger ligt helemaal in gort en al zijn spullen liggen over de weg verspreid. De man is er niet zo goed aan toe, maar hij is wel aanspreekbaar, hij zal het wel redden. Hulp is onderweg, een trucker heeft van een dekzeiltje een afdakje over hem heen gebouwd, zodat hij uit de zon ligt en enkele personen zijn al zijn spullen aan het verzamelen, wij kunnen niet veel doen en rijden door. 25 Kilometer verder komen we de ziekenauto tegen, die moet toch zeker nog 20 min rijden voor hij bij het ongeluk is. De hele dag worden we links en rechts begeleid door stoppelvelden waar het graan al van geoogst is. De 2de dag verandert het landschap, de graanvelden zijn verdwenen en we rijden door echte out back met lage begroeiing. Een tiental grote kangoeroes zitten vlak langs de weg, maar vluchten verder de outback in als wij stoppen. Een half uur later zien we voor ons een blauwtong hagedis de weg over steken. We stoppen en kunnen in het struikgewas mooie opnamen van hem maken, want hij is niet zo snel als een kangoeroe. Het landschap wisselt, soms rijden we uren door een gebied zonder een enkele boom en plotsklaps verschijnen er weer bomen en rijden we door een weelderig begroeid gebied.

                             

De weg komt steeds dichter langs de kust te lopen. Soms lopen er klein onverharde weggetjes naar de zee. De kustlijn van de Nullarbor bestaat uit hoge sterk geërodeerde kliffen waar je zeker enkele meters van de rand moet blijven. Op veel plaatsen zijn de kliffen diep uitgespoeld en kunnen zomaar afbreken. Het is een spectaculair gezicht, het lijkt of er grote happen uit de kliffen zijn gebeten en daarom noemen de Aussie deze kust “De Haaienbeet”. Als we de grens van Western Australia bereiken, moeten we bijna al onze groenten inleveren, dat je geen fruit mee de grens over mocht nemen wisten we, dat hadden we dus al op, maar dat je ook geen groente mee mocht nemen was een complete verrassing voor ons. Gelukkig kregen we het voor elkaar dat we de groente die we ‘s avonds voor de macaroni nodig hadden al vast klaar mochten maken, zodat het gebakken de grens over ging, dat mocht wel, dus stonden we rond 2 uur ’s middags ons avondmaal al klaar te maken aan de grens.  Dag 3 bereiken we om kwart over 2 Norseman, maar eigenlijk moeten we er 1,5 uur bij tellen, want onderweg zijn we 2 keer door een tijdzone gegaan waar we onze klok 45 min. terug moesten zetten. Als we in Norseman uit de auto stapten valt de hitte als een warme deken over ons heen, daar moeten we nog even aan wennen.

                             

Het plaatsje Norseman is vernoemd naar een paard, dat hier met zijn hoef over de grond stond te schrapen en een goudklompje in zijn hoef kreeg. Dat zat niet lekker en hij liep mank. Toen zijn berijder naar zijn poot keek ontdekte hij het goudklompje en besefte hij dat hij die nacht op een goudader zijn kampement had opgeslagen. Nog altijd wordt er in Norseman goud gedolven. Langs glinsterende zoutmeren rijden we naar Kalgoorlie. In Kalgoorlie ligt de rijkste goudmijn van Australie en dat is duidelijk te zien. Met zijn vele schitterende historische gebouwen straalt Kalgoorlie allure uit. Net langs het stadje is een gigantisch gat in de grond waar enorme vrachtwagens met wielen met een doorsnee van 3.5 meter, de hele dag uit het gat omhoog kruipen met hun kostbare lading. Van een uitzichtpunt kun je de werkzaamheden gade slaan. De stad wordt bevolkt door een ruig volkje dat         ‘s avonds in de vele pubs de bloementjes buiten zet.  Van Kalgoorlie rijden we naar het iets westelijker gelegen Coolgaardie dat rond de zelfde tijd tot bloei kwam, maar hier is het goud op en het is terug gevallen tot een spookstadje waar de bevolking is weggetrokken. Al het verkeer rijdt er doorheen zonder te stoppen. Wij doen dat wel en bekijken enkele rijke historische gebouwen en hotels die zijn blijven staan.  In het volgende verslag verlaten we de Goudvelden en gaan op weg naar Hyden.

Deel 2

 De goudvelden die laten we achter ons, even rijk als we gekomen zijn, geen eureka voor ons. Richting Hyden rijden we weer uren tussen gigantische korenvelden door waarvan alleen de stoppels nog op de velden staan. Al het graan dat hier verbouwd wordt vertrekt via de haven van Esperence naar het buitenland, vooral naar China. Voor de boer zit het werk er op, hij heeft zijn caravan achter zijn 4weeldrive gehangen en is op vakantie gegaan, want hij heeft voorlopig even genoeg van zijn korenvelden en is naar de kust vertrokken. Wij doen dat nog even niet en strijken neer bij Wave Rock even voorbij Hyden. Wave Rock is een rots in de vorm van een golf die op het punt staat om, om te slaan. Het is heel apart om te zien.       

                             

Wat eeuwen lang schuren en slijpen van regen, zon en wind tot stand kan brengen. Na Hyden zoeken we de kust op en parkeren onze Maui Camper op de Seafront Camping in Esperence. Oogverblindende stranden liggen hier op ons te wachten, en daar moet Esperence het ook van hebben. Een deel van de graanboeren uit het binnenland, die hun stoppelvelden ontvlucht zijn, komen we hier tegen. Hier staan ze grote steaks op de B.Q. te cremeren, want een Aussie zonder B.Q. is als een molen zonder wieken. Maar niet alleen de graanboeren genieten in Esperence van de fabelachtige stranden, ook wij doen dat met volle teugen. Met Doc een doorgewinterde Aboriginal van Kepa Kurl Cultural Tours maken we een tour langs diverse baaien in de omgeving en krijgen we uitleg over het Aboriginal leven aan deze zuidkust in vroegere jaren. Met zijn Toyota zwerven we uren over het strand en stoppen op verrassende plekjes die we zelf niet makkelijk gevonden hadden. Een grote school dolfijnen zwemt door het turkooizen blauwe water en spelen met de golven. Als volleerde surfers rijden zij op de hoge golven mee, een stuk richting het strand. Het is een genot om te zien hoe dolfijnen zich vermaken in de golven. De volgende dag gaan we een boottocht maken naar Wooden Island. Onderweg krijgen we weer dolfijnen te zien, maar ook grote kolonies zeeleeuwen, die zich liggen te koesteren in de warme zon op de vele rotseilandjes die we passeren. Zeearenden cirkelen rond de boot en als een bemanningslid een grote vis omhoog houd en in zee gooit snappen we het, dit is een dagelijks ritueel en de arende weten dat, want de vis raakt maar net het water of hangt al in de klauwen van de arend en vliegt er mee

                            

weg, achtervolgt door tientallen meeuwen. Op de terugweg naar Esperence is de zee veel ruwer en de lucht begint te betrekken. Als we in onze camper zitten en richting Albany rijden regent het. De weg loopt door Stirling Range National Park, grote donkere bergtoppen die omringd zijn door wolken. Dit park komt eigenlijk het meest tot zijn recht in het voorjaar van september tot november, omdat het dan een grote bloemenzee is. Hennie en Pleun Hitzert, een Hollands echtpaar dat rond 1980 naar Australie is vertrokken, hebben hier een molen gebouwd, die ook echt graan kon malen, en dat vonden de Australiërs leuk zegt Hennie. We hebben er een paar echte Hollandse huisjes bij gebouwd, kompleet met trapgeveltjes die we nu verhuren als vakantie huisjes. Maar Hennie en Pleun hebben er een punt achter gezet, ze hebben genoeg verdient. De molen is nog wel van buiten te bezichtigen maar het restaurant dat ze er bij hadden hebben ze gesloten en verdienen genoeg met het verhuren van hun huisjes. We rijden door naar Albany waar we de camping

                             

opzoeken, want van opnamen maken komt niets, het regent, alles is somber en het waait erg hard. Dus mooi de tijd om aan het reisverslag te werken. Vroeg naar bed maar bijna de hele nacht geluisterd naar een knallend onweer, tjongen wat kan het hier te keer gaan. De volgende dag tussen de buien door, de historische gebouwen van het prachtig gelegen stadje toch maar in beeld gebracht. Het is Goede vrijdag en dat is in Australie een echte feestdag de kerken zijn leeg maar de campings overvol. Iedereen die een 4wheeldrive heeft, heeft er een caravan, boot of een aanhanger met kampeerspullen aangekoppeld en is richting zee vertrokken. Vooral de combinaties met de aanhangers vallen op want een Australiër haalt bijna zijn hele huis leeg en sleept het mee naar de camping. Het is paaszaterdag en het weer is al weer helemaal opgeknapt, de stranden liggen weer te schitteren in de zon en het water heeft weer zijn kleur dat het behoort te hebben, van turkoois naar diepblauw. De Aussie staan met hun hengels op het strand en proberen een vis te ketsen, want een Australiër vangt niet zijn vis, maar hij ketst hem, misschien lijkt de vis dan wat groter als je het zo vertelt. De stranden van Albany doen niet onder voor die van Esperence, de Nederlander Dempster was rond 1600 de eerste Europese vakantieganger die ze bezocht. Maar hij vond het achterland te droog en voer verder om in Indonesië een vrachtje nootmuskaat op te halen. Paaszondag vertrekken we toch weer met regenbuien richting Denmark. Hoe dat verder verloopt lees je in deel 3

Deel 3 

Tussen de buien door komt de zon te voorschijn en vliegt de thermometer omhoog. In Denmark bevinden we ons tussen enorme woudreuzen. Grote Karri bomen die we in Nieuw Zeeland, op het Noorder Eiland ook al zijn tegen gekomen. Als dwergen lopen we tussen deze giganten door, maar om je niet zo klein te voelen hebben ze een hangende wandelpromenade aangelegd die door de kruinen van deze woudreuzen loopt. De weg naar Pemberton slingert zich tussen deze enorme bomen door en wordt af en toe onderbroken door een weilandje met dor droog gras. Tussen de schapen zien we kangoeroes die ook een graantje mee pikken. Pemberton is een reuze aardig plaatsje, dat zijn bestaan te danken heeft aan houtvesters. Nog altijd is de houtindustrie een belangrijke factor in dit plaatsje. Maar de trein die vroeger het hout vervoerde wordt nu ingezet om de toeristen te vermaken. Als een miniatuur treintje zoekt het zijn weg door het oerbos en stop bij een waterval waar de toeristen er uit mogen. Op de camping is het oppassen als je buiten zit te ontbijten want de vogels zitten bijna op de rand van je bord hun beurt af te wachten. Van Pemberton gaan we naar het uiterst zuidwest puntje van Australie dat is vernoemd naar het Nederlandse schip “de Leeuwin” dat als eerste Europees schip in 1622 langs deze kaap zeilden. Een vuurtoren die de naam  Leeuwin draagt markeert dit ruige

                           

winderige punt waar de Indian Ocean en de Southern Ocean elkaar ontmoeten. Vanaf hier gaat onze weg alleen maar in noordelijke richting en zal de zee en de vele hagelwitte stranden nooit ver van ons verwijdert zijn. Margret River ligt ongeveer 19 km van de kust verwijdert en is het wijngebied van Western Australia. Vele borden langs de weg nodigen ons uit om de wijn te komen proeven, maar het is toch vooral de bedoeling dat je de wijnboer met een doos wijn verlaat. Maar omdat wij nog moeten rijden houden wij het bij proeven. Langs een schitterende kustlijn en onder een staalblauwe lucht zakken we af naar het noorden. Bij Bunbury parkeren we onze camper weer op een Big4 camping. De Big4 en de Top Toerist campings kun je tot de betere campings van Australie rekenen. Morgenvroeg gaan we hier bij het strand naar dolfijnen kijken want de foldertjes beloven ons dat ze de toeristen elke morgen even goedendag komen zeggen. We zijn de volgende morgen al vroeg op het strand,      

                            

maar van dolfijnen geen spoor. De baas van het dolfijnen centrum nodigt ons uit om met de boot mee te gaan, die de baai in gaat om de dolfijnen te zoeken. En dat was een goed idee, want 1 km uit de kust kwamen we ze tegen en ze schenen voor het strand vandaag niet veel zin te hebben. De schipper van de boot voerde de snelheid van de boot wat op, en dan schijnen ze er aardigheid in te hebben om vlak voor de boot te gaan zwemmen, alsof ze willen zeggen kom maar op, probeer ons maar eens bij te houden. Maar de schipper vertelt dat het heel makkelijk zwemmen is voor ze, ze worden als het waren vooruit gestuwd door de golf voor de boot, ze liften dus gewoon mee. Het is in ieder geval een prachtig gezicht om dat te zien. Na Bunbury stomen we door naar Fremantle, de havenstad van Perth. In deze stad mond de Swan River, waar Perth ook aan ligt, uit in zee. Hier in het Maritiem museum kunnen we veel voorwerpen en een deel van het Nederlandse schip de Batavia bewonderen, die hier voor de westkust van Australie is vergaan. De stadspoort voor de stad Batavia, die het schip vervoerde, heeft zijn einddoel nooit bereikt maar staat nu te pronken in het Maritiem Museum van Fremantle. Bij nadere bestudering blijkt het een replica te zijn, de echte staat in Geralton in het museum dat helemaal aan de Batavia is gewijd. Hier voor de kust van Geralton is de Batavia ook vergaan. Als we de volgende morgen wakker worden en door ons gordijntje naar buiten kijken zien we dat de Australiërs blij naar boven kijken, het regent en dat heeft het in 4 maanden al niet meer gedaan klagen ze. Het gras heeft water nodig, want ze willen het maaien. Nu moet je begrijpen dat alle Australiërs gezamenlijk een grote hobby hebben, en dat is gras maaien, als ze geen gras kunnen maaien hebben ze geen leven, en als ze klaar zijn met maaien gaan ze vissen, dat is hun tweede hobby, die Rex Hunter

                           

heeft hier wat teweeg gebracht, een tiental hengels worden in een rek in de voorbumper gestoken en met een gordijn aan hengels voor zich rijden ze naar de rivier of het strand en proberen ze de B.B.Q. voor de avond gevuld te krijgen. Persoonlijk vind ik Perth een van de mooiste steden van Australie, vooral vanuit Kings Park, dat op een heuvel in de stad ligt heb je een schitteren uitzicht op de skyline van het centrum van de stad, dat aan een verbreding in de Swan River ligt. Je realiseert  je niet, dat je je hier in de meest afgelegen stad ter wereld bevindt, Adelaide de meest dichtbij gelegen grote stad ligt meer dan 2500 km naar het oosten. Voor de kust van Perth ligt Rottnest Island, een soort Robben Eiland, alleen werden hier Aboriginals gevangen gehouden. Maar tegenwoordig is het een eerste klas vakantie oord. Er zijn geen auto’s toegestaan op het eiland, je wordt met een ferry overgebracht en met een fiets kun je het eiland verkennen en dat is beslist de moeite waard. We strijken ook nog even neer bij de Fam. Siroen, een familie die we 16 jaar geleden hier ontmoeten en die ons in Nederland al verschillende malen hebben bezocht. Hoe onze nieuwe kennismaking verloopt leest u in het volgende verslag.

Deel 4

In het vorige verslag melden we dat we bij de fam. Siroen in Perth waren gearriveerd. Ik zal in het kort even uitleggen wie de fam. Siroen is. Bert en Mien Siroen vertrokken in 1953 met hun kinderschaar naar Australie. Bert zag dat niet zo zitten, maar Mien wel en zette het plan om te emigreren door. Bert had in den vreemde erg last van heimwee en ging na zijn werk vaak naar Fremantle om te kijken of er een schip in de haven lag met Nederlandse emigranten, om nieuws te horen uit zijn vaderland. In 1994 hebben we deze Fam. bezocht om opnamen te maken voor een documentaire over Gemertse emigranten. Ik kan je vertellen dat ze blij waren om ons terug te zien, overdag waren wij in de stad om opnamen te maken maar in de avonduren waren we bij hun te gast en was het elke avond feest. Na 4 dagen waren we klaar met onze opnamen en was het tijd om te vertrekken. Intussen hadden we onze Maui camper omgeruild voor een 4wheel drive bushcamper van Britz. Want verder naar het noorden verlaten we vaak de gebaande wegen en voert onze tocht regelmatig over gravelwegen naar wondermooie plekken waar West Australie mee bezaaid is. Na Perth was onze eerste bestemming New Murcia. Daar troffen we een grote missie- post aan die in 1861 is gesticht om de Aboriginals te bekeren. Ik kan je vertellen dat het een vreemd gezicht is om in de Australische outback z’n groot complex in romaanse bouwstijl aan te treffen. Na het allemaal op tape te hebben vastgelegd reisden we door naar Servantes, waar de Pinnacles liggen. Net achter de duinen ligt een woestijnachtig gebied waar duizenden rotspunten van 1 meter tot 3 meter hoog uit het gele zand omhoog rijzen. Vooral bij zonsopkomst en zonsondergang als de rotspunten lange schaduwen hebben is het een fascinerend gezicht. Dus zijn

                           

we ’s avonds toen we arriveerden meteen even gaan kijken of we mooie opnamen konden maken. Als verrassing kregen we er  2 emoes bij die keurig voor ons poseerden. Toen we de volgende morgen terug gingen troffen we de emoes nog op bijna de zelfde plek aan. Na een fikse wandeling, die is uitgezet in dit bizarre rotspuntige landschap en na teveel shots en foto’s zijn we weer vertrokken. Geraldton is onze volgende bestemming. Voor Nederlanders is dit stadje bijzonder interessant, omdat het Nederlandse VOC schip de Batavia voor de kust van Geraldton op zijn eerst reis naar de Oost is vergaan. Maar niet alleen dit drama heeft de reis van de Batavia zo beroemd gemaakt. De bemanning had zich in veiligheid weten te brengen op een van de vele kleine eilandjes. Maar toen schipper Wiebbe Hayes met zijn sloep naar Indonesië vertrok om hulp te halen brak er onder de gestrande bemanning muiterij uit die ontwaarde in een grote moordpartij. Veel van de voorwerpen die het schip vervoerde zijn in het museum terug te vinden, waaronder een complete poort die bedoeld was voor de stad Batavia, het huidige Jakarta. De poort heeft jarenlang tot grote ergernis van de bevolking van Geraldton in het Maritime Museum van Fremantle vertoefd, zoals we al eerder vermelden. Maar via een handtekeningenactie, waar wij in 1994 ook nog onze handtekening voor hebben gezet, hebben ze de originelen poort naar Geraldton terug weten te halen. Deze hele westkust is bezaaid met Nederlandse historie, want ook op onze volgende bestemming, Kalbarri, treffen we de V.O.C. weer aan. Op het strand staat een gedenksteen met de namen Wouter Loos & Jan Pellegrom, waarschijnlijk de eerste blanken die in 1629 in Australie zijn achtergebleven. Ze hadden straf, en daar waren ze in die tijd niet flauw mee, ze konden kiezen uit de doodstraf of te worden achtergelaten op de kust van Australie. Zij kozen voor het laatste, want ze dachten dat Australie aan Indonesië vast zat en dat ze zodoende naar de bewoonde wereld konden terug keren.

                              

Waarschijnlijk is ze dat niet gelukt en hebben zij zich onder de Aboriginals gemengd, want in dit gebied zijn later door de bemanning van andere schepen Aboriginals waargenomen met blond haar. Maar ze kwamen in ieder geval wel in een prachtige omgeving terecht. De Murchison River bereikt hier bij Kalbarri in een grote bocht de kust. De kust bestaat voor een groot deel uit bizar gevormde kliffen en uit een prachtig wit strand, kortom het is een feest om hier te verblijven, en dat hebben ook de back packers begrepen want die kom je hier in groten getale tegen, maar waar niet in West Australie. Maar heel bijzonder is, bijna geen Nederlanders. De enige talen die we onder het back packer volkje horen is Duits en Frans,  Duitsers kwam je altijd al tegen, maar ook de Fransen zijn in grote getale aan het back packen geslagen. Het Kalbarri National Park wordt doorsneden door de Murchison River die ook hier in miljoenen jaren grillige rotsformaties heeft gecreëerd. Er lopen wandelpaden langs de rivier van 1 tot 3 uur die je bij de mooiste en meest bizarre plekken langs de rivier brengen. Maar de rivier is niet gevuld met water als je dat denkt, alleen op sommige diepe plekken ligt een armzalig plasje water. We laten Kalbarri achter ons en in het volgende reisverslag lees je wat onze volgende bestemming is.

Deel 5

 Oké, Kalbarri ligt achter ons en we zijn op weg naar Monkey Mia. Monkey Mia ligt op een schiereiland in Shark Bay. Het is geen dorp maar een baai met een camping waar de dolfijnen elke morgen naar het strand komen. Maar 50 km voor Monkey Mia passeren we Shell Beach. Het strand bestaat uit een laag schelpen van 10 meter dik. Kleine hagelwitte schelpjes (van 1 soort) worden elke dag met de vloed weer opnieuw aangevoerd en maken de laag als maar dikker. Zonder zonnebril is het bijna niet mogelijk het strand te betreden. Elke morgen hebben zich in monkey Mia honderden mensen op het strand opgesteld, om naar de dolfijnen te kijken die braaf liggen te wachten tot de ranger met zijn emmer met vis komt, het is eigenlijk heel onnatuurlijk maar het geeft je wel de kans om een dolfijn van heel dichtbij te bekijken. Wij hebben het vastgelegd en rijden door naar Carnarvan. De weg voert door een steppeachtig landschap waarvan de begroeiing met moeite een hoogte van 1 meter bereikt. Tussen het struikgewas scharrelen veel wilde geiten, wat hier als een plaag wordt ervaren, er lopen ook runderen los langs de weg, maar die zijn van een boer die ze eens per jaar bij elkaar drijft en de slachtrijpe dieren in roadtrains afvoert naar de slachthuizen. Het blijft altijd oppassen als je z’n groepje koeien langs de weg ziet staan, want ze kunnen onverwachts aan hun tocht naar de overkant van de weg beginnen als ze denken dat daar het gras groenen is, maar dat zal niet mee vallen

                       

want het gras kent hier maar 2 kleuren, bruinachtig geel, of geelachtig bruin. Ik denk dat deze koeien helemaal gek zouden worden als ze het sappige groene gras van de Hollandse polders zagen. Carnarvan is eigenlijk geen bijzondere plaats, maar toch zien we hier veel back packers. Dat komt omdat er in Carnavan veel tropische fruit verbouwd wordt, en daar vinden de back packers werk. De enige bijzonderheid aan het plaatsje is dat het een pier heeft van 1,5 mile waar een treintje over loopt dat vroeger vracht voor de schepen vervoerde die aan het eind van de pier lagen. Tegenwoordig kunnen toeristen tegen betaling van 7 dollar in het treintje plaats nemen om naar het eind van de pier te worden gebracht. Daar staan altijd wel enkele Ossies te vissen en daar kun je dan even in hun emmer kijkje, of ze al wat gevangen hebben. Wij hebben het gezien en we vertrekken naar een meer interessanter gebied, Coral Bay. Langs de weg nog steeds laag struikgewas met af en toe wat geiten. De kangoeroes die we zien zijn dood, die sneuvelen ’s nachts als ze actief worden bij bosjes, als de roadtrains door de Out-Back razen. Geiten schijnen slimmer te zijn, want die worden niet zo veel dood gereden. Coral Bay is weer een van de  hoogtepunt in Western Australia. In een schitterende baai liggen 2 campings, een Guest House voor back packers, een tankstation waar je als het even kan niet moet tanken, want de brandstof heeft hier Nederlandse prijzen en dat is voor Australische begrippen schrikbarend hoog, en een supermarktje waar je de meest nodige spullen kunt kopen, ondermeer snorkel en zwemvinnen, want die heb je hier zeker nodig. De naam zegt het al, Coral Bay, dat houdt in dat je hier maar 10 meter de zee in hoeft en dat je dan al boven het mooiste koraal zwemt wat je je voor kunt stellen. Tussen al dat koraal zwemmen de mooiste vissen. Je kunt ook met een boot mee de zee op om te duiken, en dan krijg je de walvishaai te zien, de grootste vis die er bestaat. Hoewel de naam “haai” doet vermoeden dat het een gevaarlijke vis is, is hij totaal ongevaarlijk, want hij leeft van plankton. Maar ook zeeschildpadden, dolfijnen en noem maar op, kom je hier tegen. Het is Anzac Day, een soort dodenherdenking

                                

voor alle gevallenen in de oorlogen waar Australie bij betrokken was, en dan hebben de Ossies een vrij dag. Op de camping kunnen we nog het laatste plekje bemachtigen wat nog vrij is, helaas zonder stroom, dus zitten we ‘s avonds met onze laptop in de Campkitchen onze beelden en informatie in te voeren. Na 3 fantastische dagen vertrekken we naar Tom Price een ander fenomeen in Australie, maar wat dat is, lees je in het 6de reisverslag.

Deel 6 

We zijn dus bij Coral Bay vertrokken en zijn op weg naar Karaijini National Park in de Hamersley Plains. Na Nanutarra Roadhouse slaan we rechtsaf en rijden ruim 300 km het binnenland in. We merken duidelijk dat we de koele zeebries kwijt zijn en de thermometer stijgt onrustbarend en registreert een temperatuur ruim boven de 40 graden. We hebben nog steeds met open ramen gereden, maar die gaan nu dicht en we zetten de airco aan. We hoeven tot Tom Price toch niet meer uit de auto, of we moeten iets onverwachts zien, een slang of een grote varaan, maar daar hebben we weinig kans op want die zoeken met deze temperatuur ook de schaduw op en bewegen niet meer dan nodig is. Toen we in 1994 over deze weg naar Tom Price reden,( toen nog een zandweg, nu mooi geasfalteerd), kwamen we geen enkele auto tegen, lezen we in het dagboek van Laura dat ze toen allemaal heeft genoteerd. Nu komen we regelmatig een auto of camper tegen, een duidelijk teken dat meer toeristen het Karaijini National Park ontdekt hebben. Dat komt natuurlijk ook omdat er nu een mooie verharde weg ligt. Toen we de kustweg verlieten was het landschap nog vlak, maar intussen, 2 uur later, rijden we tussen bergen van een paar honderd meter hoog met een donker rode gloed, maar hoe later het wordt, trekt de kleur meer

                       

naar het paars toe. Een landschap dat een intense indruk op ons maakt. Het is avond als we Tom Price bereiken. Tom Price is een plaatsje dat hier ligt omdat hier gigantische veel ijzererts gewonnen wordt, dat dagelijks met treinen van ruim 5 km lang naar de havenplaat Port Headland wordt afgevoerd. Vanaf een lookout nemen we de volgende dag een kijkje op de mijn. In tegenstelling tot Kalgoorlie gaat de mijn hier niet de grond in, maar wordt er gewoon een berg in de trein geladen die bijna voor negentig procent naar Japan en China wordt verscheept. Maar voor de mijn komen de toeristen niet naar Tom Price, even verderop ligt het Karijini National Park dat doorsneden wordt door talrijke diepe kloven. Vanaf verschillende uitzichtpunten kun je in de kloof kijken, maar er zijn ook wandelpaden, of noem het maar klimpaden die je onder in de kloof brengen. Soms moet je gebruik maken van een ladder om een stuk van de rotswand te overbruggen, dus mensen die niet goed ter been zijn, of die hoogtevrees hebben zullen genoegen moeten nemen met de uitkijkposten op de rand. Maar eenmaal beneden is het niet alleen lopen, er moeten ook stukken gezwommen worden. Onder in de kloof loopt bijna altijd een riviertje, als het water laag is kun je er door waden, maar sommige stukken zijn te diep en moet er gezwommen worden. Sommige doen dat gewoon met hun kleren aan, maar anderen zijn zo slim geweest om zwemspullen mee te nemen. Na 3 dagen hebben we de opnamen die we nodig hebben en bereiken we bij Port Headland weer de kust. Port Headland is na Fremantle de 2de havenplaats van West Australie en heeft de toerist eigenlijk niet zo veel te bieden. Toch is het interessant om hier een dagje te blijven hangen als je van grote vrachtauto’s houdt. Enorme roadtrains met meestal 3 maar soms ook met 4 opleggers, verslepen de grondstoffen van de talrijke mijnen in de omtrek naar de haven in Port Headland. Maar ook treinen van minimaal 5 km bereiken vanuit het binnenland de havenplaats. De daken en muren van de huizen

                                

van het plaatsje hebben de zelfde kleur als het erts dat in de schepen wordt geladen. We hebben het vastgelegd en vertrekken naar de camping van Eighty mile Beach. Een farmer is hier langs dit 80 km lange hagelwitte strand een camping begonnen. Laura is hier helemaal in haar nopjes, want het strand ligt vol met mooie schelpen en kan ze haar collectie uitbreiden met schelpen van Eighty mile Beach. Om wat schaduw te krijgen spannen we een grondzeiltje tussen onze camper en een paar boomstammen, want in december is er een cycloon over de camping geraasd en heeft de bomen zodanig gesnoeid dat er geen greintje schaduw meer valt te bespeuren. Onze laatste stop voor Broome is Port Smith. De eigenaar van deze camping vangt samen met zijn vrouw kangoeroes op die gewond zijn geraakt of baby kangoeroes waarvan de moeder is omgekomen bij een auto ongeluk. Ze worden als ze groot zijn weer terug gezet in de outback, maar ze schijnen de weg naar de camping goed te kennen, want het wemelt op de camping van kangoeroes die zo mak zijn als een lammetje. Natuurlijk wel leuk als er eentje de hele nacht de wacht houdt voor je tentje, in de hoop dat hij ’s morgens een stuk brood krijgt als er wordt ontbeten. O ja had ik dat al verteld, we slapen ’s nachts in een tentje, omdat dat veel comfortabeler is met deze warme nachten dan in z’n krappe bushcamper. We gebruiken alleen de binnentent, dat is in twee minuten opgezet. We gooien er de kussens van de camper in en slapen heerlijk koel. Broome is een echte vakantie plaats en hier hebben ze ook weer grote supermarkten waar we onze voorraad etenswaren weer helemaal op peil kunnen brengen. Tegen de avond rijden we naar het beroemde Cabel Beach, de grote attractie van Broome. Met de zonsondergang kun je een kamelentocht maken over het strand, en dat is een sprookje. Hier in Broome onderbreken we het reisverslag, maar in het volgende verslag vertellen we nog meer over Broome.

Deel 7

We zijn nog steeds in Broome, de plaats waar de kabel die Australie met Engeland verbond de zee in ging. Van de grote plaatsen, Sidney in het zuidoosten en Melbourne in het zuiden liepen de telegraaflijnen dwars door Australie hier naar Broome die dan zijn weg vervolgden over de zeebodem naar Batavia en Singapore en zo verder tot Engeland. Daarom heet het beroemde strand van Broome ook Cable Beach. Verder is Broome bekend vanwege de parelvisserij. Dit gevaarlijke beroep werd vroeger door Japanners en Chinese gedaan. Dat het beroep gevaarlijk was is wel te zien op het Japanse en Chinese kerkhof waar je veel graven vindt van jonge mannen die bij het parelduiken zijn omgekomen. Tegenwoordig gebeurt het heel wat veiliger. Ze openen een oester een klein beetje en plaatsen er een klein plastic bolletje in, waar de oester een parel van produceert. Dus de meeste parels van tegenwoordig hebben een kleine plastic kern. Je kunt het allemaal gaan bekijken in Willy Creek Pearlfarm en dat hebben wij gedaan dus. Van Broome naar Derby is een voormiddag rijden, dus komen we rond de middag aan in de Boabab City van Australie. Een boabab is een heel aparte boom, het lijkt wel of hij op zijn kop in de

                           

grond staat, want zijn takken lijken op het wortelstelsel van een boom. Ze komen alleen in Oost Afrika, in Zanzibar en hier in de Kimberley, in het noordwesten van Australie voor. De stam kan een doorsnee van wel 6 a 7 meter bereiken. Hier in Derby staat er een die vroeger werd gebruikt als gevangenis voor Aboriginals omdat hij van binnen hol is. Er wonen nog altijd veel Aboriginals in Derby, we treffen er veel op de oude pier, waar ze zitten te vissen. Ze kerven ook Aboriginal symbolen op boabab noten die ze aan de toeristen verkopen. Helaas wordt de opbrengst die ze daar mee verdienen omgezet in bier. Vanuit Derby kun je ook naar de Horizontale Waterval. Bij opkomend tij perst het water zich door een smalle kloof in een er achter liggende baai. Maar het water kan niet zo snel door de kloof als het tij opkomt, dus ontstaat er op een gegeven moment een hoogteverschil in de waterstand van wel 8 meter, dus ontstaat er een bruisende watermassa tussen de zee en de baai.  Dit fenomeen ligt in een deel van de Kimberleys dat niet met de auto te bereiken is dus vliegen we met een watervliegtuig naar de baai en stappen daar in een boot met enorme motoren en wachten tot het tij opkomt . De boot klimt dan door de bruisende watermassa in de kloof de naar de zee, of omgekeerd als het tij afneemt. Dit natuurverschijnsel komt nergens anders ter wereld voor en het is een belevenis om het mee te maken. Na dit avontuur verlaten we Derby en gaan via de Gibb River Road naar Windham. Deze 1000 km lange onverharde weg werd vroeger gebruikt om het vee van de Kimberleys naar de haven in Windham te drijven, waar het op de boot ging naar de slachthuizen aan de oostkust. De Gibb River Road is nu een attractie voor avontuurlijke reizigers. Je moet alles zelf meenemen want onderweg is niets te krijgen. Ongeveer halfweg kun je nog ’n keer tanken maar je betaald bijna het bubbelen van wat je normaal betaald. Wij hebben allebei de tanks vol met diesel zitten dus wij moeten zonder te tanken Windham halen. Op de route liggen enkel gorges met schitterende rotsformaties waar wandelroutes in zijn uitgezet. In de gorges stroomt bijna altijd een rivier, in sommige kun je een verfrissende duik nemen. Er zitten wel zoetwater krokodillen, maar die zijn niet echt gevaarlijk als je er een beetje bij uit de buurt blijft, maar het blijft altijd oppassen.  

                         

Onderweg komen we op de Gibb Road een Noors koppel tegen die de route op de fiets doen, ga er maar aan staan. We zijn ze al eerder tegen gekomen en kennen ze intussen. We stoppen en geven ze heerlijk koud drinken wat ze erg op prijs stellen. Alle drinkkruiken die leeg zijn vullen we op en wensen ze veel succes. Ze komen onderweg niet om van de dorst, want de meeste auto’s die langs komen stoppen en vragen of ze iets nodig hebben. Je moet zo wie zo al minsten 400 meter voor je ze passeert langzaam gaan rijden, anders fietsen ze bijna 10 minuten door een dikke stofwolk. Normaal kun je 80 of 90 rijden en dan heb je een 500 meters lange stofwolk achter je auto, en dat stof kruipt ook langzaam in de auto. Dus alles in de auto heeft een rode gloed. Dus Laura zit nu al te denken wanneer we van de gravel af zijn en op welke camping ze de auto weer helemaal spik en span kan maken. Na 3 dagen bereiken we Home Valley, een schitterende vallei met een machtige bergkam als decor. Een deel van de film “Australia” is hier opgenomen. Op de Home Vallei Station kun je kamperen, maar je kunt er ook een luxe cabine huren. Elke morgen vertrekt John, een echte Aboriginal Jackeroo, (een Australische cowboy), met een hele stoet toeristen te paard het gebergte in. Wij doen maar even niet mee, want ik denk dat we ’s avonds gebroken terug komen, want voor zo’n tocht moet je toch wel af en toe op een paard hebben gezeten. Na een wandeling door de Emma Gorge 60 km verder bereiken we na 4 dagen Windham en zit de Gibb River Road er op. Hoe onze laatste etappe vanaf Windham naar de grens van de Northern Territory verloopt, leest u in het laatste reisverslag.

Deel 8

We rijden met een bewolkte lucht Wyndham binnen. Bij de grote krokodil, die iedere toerist bij binnenkomst begroet zitten Aboriginals boabab noten te kerven, die ze aan de toeristen die foto’s komen nemen van de grote krokodil, proberen te verkopen. De krokodil heeft een lengte van ongeveer 15 meter en is gemaakt van beton. De Aboriginals van Derby en Wyndham staan bekent om hun grote bekwaamheid van kunstig kerven van boabab noten. Drie kilometer buiten het plaatsje ligt boven op de heuvel de 5 River Lookout. 5 rivieren komen hier bij elkaar en vormen samen een brede rivier die even verderop de zee bereikt. Maar het mooist is dit uitzicht als 's avonds de zon onder gaat en langzaam in deze enorme watermassa verdwijnt. Maar we hebben pech, ze zon gaat schuil achter een zwaar bewolkte lucht, maar toch is het uitzicht overweldigend. Een ander bezienswaardigheid is een beeldengroep van een Aboriginal familie aan de rand van het dorp. Als we ’s avonds naar bed gaan moeten we de buitentent gebruiken, want het regent en niet te flauw. De hele nacht klettert de regen of het zeildoek en dat is wennen, dus slecht geslapen. De tent wordt nat opgeborgen en we vertrekken naar Parry National Park, een savanne achtig moerasgebied met grote billabongs.

                                    

Het wateroppervlak is bezaaid met duizenden waterlelies. En allerhande watervogels zoeken hun voedsel in deze grote waterplas. Maar er schuilt onderwater ook gevaar voor hun, want ook zoutwater en zoetwater krokodillen bewonen deze poel. Maar de gravelweg in het park is door de regen zeer slecht geworden en met moeite bereiken we de lookout waar we de vogels vanuit de schuilhut mooi kunnen filmen. Vanaf de lookout loopt een soort karrenspoor door een prachtig grasland met veel boabab bomen naar een camping, maar we twijfelen, want de sporen staan op sommige plaatsen vol met water. Maar een ander bezoeker van het park, een Australiër wil ook graag over deze route, we besluiten om samen te gaan, als er een blijft hangen kunnen we elkaar ten minste helpen, en dat is maar goed. Na ongeveer 1 km ging het mis, wij reden voorop en zakken tot de assen weg in de blubber. We kunnen de Australiër nog snel waarschuwen dat hij moet stoppen want als we allebei vast komen te zitten hebben we echt een probleem. De sleepkabels worden voor de dag gehaald en aan elkaar gemaakt, want hij moet zeker 60 meter achter ons blijven op een droog deel om ons er uit te trekken. Maar het lukt niet, al 3 keer is de sleepkabel gebroken en het ziet er niet goed uit. Onze enige hoop is dat hij voor ons kan komen en ons er voorwaarts uitrekken, want dan komen we na 10 meter op een droog stuk. Om een lang verhaal kort te maken, na 2 uur werken en helemaal onder de modder staan we eindelijk op het droge en kunnen we weer verder. Zonder verdere problemen komen we weer op de verharde weg en de Australier zegt “that was good fun, nou ik denk er anders over, als hij er ons niet uit had kunnen krijgen, hadden we daar de hele nacht gestaan en hadden we iemand met een lier op zijn auto moeten regelen. We vragen de man wat we hem schuldig zijn, want hij heeft 2 sleepkabels kapot getrokken. Maar de man was zeer verontwaardigd, en zei: no no noting, that was good fun, en weigerde elke beloning. Het was intussen donker geworden en we moesten nog 100 km rijden naar Kununura. 60 Kilometer voor Kununurra zien we in het donker een groepje mensen langs de weg staan met een camperbus. Het blijken Franse Back packers te zijn en ze zijn behoorlijk in paniek, want hun versnellingsbak doet het niet meer. Er komt niet veel verkeer meer langs en ze zijn bang dat ze langs de kant van de weg de nacht moeten door brengen. We besluiten om ze mee naar Kununerra te slepen, waar ze de volgende morgen naar een garage kunnen gaan. Opgelucht laten we ze bij een tankstation in het plaatsje achter, hier hebben ze water en een WC voor de nacht. Wij zoeken in Kununurra een camping op en het regent nog steeds. De volgende morgen worden we al om 5 uur in de morgen opgehaald door Aligator Air voor een vlucht over de Bungle Bungle, een gebergte dat bestaat uit honderden bergstompen die de vorm van een bijenkorf hebben. Als we van de vlucht terug

                          

komen rijden we er met de bushcamper naar toe om er 2 dagen opnamen te maken. Maar het busje van Aligator Air verschijnt wel om 5 uur, maar om ons te melden dat we weer terug naar bed kunnen want het weer is te slecht, en de bergen hangen in de wolken en zijn vanuit het vliegtuig niet te zien. Ook de weg in het park is gesloten dus we kunnen er ook niet met de 4wheel drive naar toe. We wachten 3 dagen, maar het weer veranderd niet en we vertrekken naar Lake Argyle onze laatste bestemming voor de grens van de Northern Territory, want de tijd begint te dringen. 22 mei moeten we de camper in Darwin inleveren en daar hebben we nog 2 dagen voor. Lake Argyle is ontstaan door de dam in de Ord River. Met een boot kun je een tocht over het enorme meer maken en krijg je veel zoetwater krokodillen te zien en rockwallabies. Als de boot naar de kant vaart komen de wallabies naar de boot voor een snee brood. De Durac Homestead lag vroeger in het gebied dat nu onder water staat. De farm is verplaatst naar een gebied dat droog bleef en is nu een museum en laat de boeiende geschiedenis van de farm zien. Bij het verlaten van Western Australia zitten de opnamen er op en rijden we in 2 dagen naar Darwin. West Australie is een prachtig land met een onvoorstelbare hoeveelheid aan natuurschoon en het dunst bevolkte deel van Australie. Toch raden we dit deel van Australie alleen aan als je geen hekel aan autorijden hebt, want de afstanden die je moet afleggen om al dat moois te zien zijn gigantisch. Maar zie je daar niet tegen op dan is dit het meest avontuurlijke deel van Australie. Wil je dit gebied bezoeken dan vindt je op de webpagina www.travelhome.nl  en op de pagina www.freebirdfocus.nl onder reistips een schat aan informatie.

                                                                                                  

Groeten uit Down Under    Jan & Laura