Reisverslag Oost Canada:  deel 1

 

5 september 2010, we vertrekken vanuit Brussel met Air Transat naar Montreal. Daar starten we met de opnamen voor een film van het oostelijk deel van Canada. Travelhome regelt onze trip die we met een camper van Cruise Canada gaan maken. Het eerste deel van de vlucht ging gepaard met veel turbulentie. De stewardessen waren al begonnen met het serveren van de lunch, maar vluchten met hun voedselkarretjes terug naar de keuken tot dat het vliegtuig tot rust was gekomen. Na 3 kwartier waren we in rustigere luchtstromen terecht gekomen en kon de rest van het vliegtuig aan zijn lunch beginnen. Verder verliep de vlucht vlekkeloos en we landen keurig op tijd in Montreal. We konden onze klok 6 uur terug zetten, dat is het voordeel, als je met de tijd mee vliegt. Op de luchthaven pikken we een huurauto op, voor de eerste 3 dagen in Montreal. We nemen onze intrek in het InterContinental Hotel vlak bij het oude centrum. Op het eerste gezicht lijkt Montreal een doorsnee Canadese stad in Amerikaanse stijl met hoge gebouwen in het centrum. Maar schijn bedriegt, als je het oude centrum in gaat krijg je een heel andere indruk en wordt je omringd door een onvervalste Franse sfeer. Leuke gezellige terrasjes waar hoofdzakelijk Frans gesproken wordt benadrukken dat nog eens. Maar wees niet bevreesd, ook met Engels kun je hier uitstekend uit de voeten. Als het donker wordt, worden in sommige straten nog echte gaslampen ontstoken en dan vervliegt elk gevoel dat je in Canada bent. Maar de talrijke vlaggen van Canada en Quebec herinneren ons er aan dat we toch daadwerkelijk de Atlantische Oceaan zijn overgestoken. Niet ver van het Oude Centrum ligt China Town, alles op loopafstand. Verbazingwekkend hoe die Chinezen hun sfeer en leefstijl kunnen exporteren naar oorden ver van hun vaderland. De wijk puilt uit van de restaurantjes die zich kunnen verheugen op een rijke klandizie. In rijen staan de hongerige Montreallers maar ook de toeristen te wachten tot er een tafeltje vrij komt. Ook wij schuiven in de rij aan, want, wat er opgediend wordt ziet er goed uit en later blijkt dat het ook voortreffelijk smaakt.

                                              

Donderdagmorgen gaan we de camper ophalen bij Cruise Canada. Alles verloopt vrij snel en een uur later rijden we naar het vliegveld waar we onze huurauto moeten inleveren. Ik rij met de camper voorop en Laura in de huurauto achter mij aan. Maar al snel komen we in een file en na een paar opritten van de autobaan zie ik Laura niet meer in mijn spiegel omdat diverse wagens zijn ingevoegd. In mijn spiegel zie ik alleen nog maar een grote neus van een Canadese vrachtwagen. Ik hoop maar dat Laura niet verdwaald in de wirwar van autobanen rond Montreal en dat ze de goede weg naar het vliegveld er uit pikt, anders heb ik een probleem, want ik realiseer mij dat ik geen cent op zak heb en dat Laura ook nog mijn paspoort heeft. Maar gelukkig zie ik enkele kilometers voor het vliegveld de koplampen van de Ford Falcon weer achter me opduiken. Het inleveren van de Ford gaat snel en een kwartier later zitten we al op de autobaan naar Toronto. We hebben ruim 500 km voor de boeg en het begint te regenen. Maar dat vinden we niet zo erg, we zetten een gezellig muziekje op en de camper staat op cruisecontrole en met een gangetje van 100 km per uur zijn we rond 19.30 in Toronto. Toronto is een stad in onvervalste Amerikaanse stijl met hoge indrukwekkende gebouwen in het centrum. We nemen niet meer de moeite om een camping te zoeken, we zijn hier al eens vaker geweest en we weten een grote Chinese Supermarkt in de haven met een parkeerplaats waar we rustig staan voor de nacht. We hebben vanuit onze camper ’s avonds een prachtig zicht op de skyline van de verlichte stad. De volgende morgen zijn we al om 7 uur op en de lucht is stralend blauw en het belooft een prachtige dag te worden. We werken ons ontbijt naar binnen, boterham met pindakaas, want meer hebben we nog niet, we staan wel voor een supermarkt maar de Chinees is nog niet wakker. We rijden naar het centrum, we herinneren ons daar een drankenhandel met een grote parkeerplaats, klanten mogen daar 2 uur staan. Dus kopen we eerst een karton wijn en lopen dan de stad in. Toronto heeft de CN Tower, een tv toren die 447 meter hoog is, van daaruit hebben we een schitterend uitzicht over de stad het meer en de verre omgeving. Boven in de toren is een restaurant dat langzaam om de as van de toren draait. Dus als je niet te snel eet heb je alle kanten van de stad van bovenaf gezien. Het is niet moeilijk om in de stad je weg te vinden, alle wegen zijn in ruitpatroon aangelegd. We bezoeken eerst het kolossale Parlement gebouw dat uit een rood gesteente is opgetrokken. Het valt ons op dat Toronto een echte multiculturele stad is waar je alle volkeren van over de hele wereld tegen komt, behalve Indianen, die hebben we nog niet gezien.  Met gepijnigde voeten zijn we om 4 uur terug bij de camper. Ons huis op wielen staat er nog ze hebben hem dus niet weggesleept, want we mochten hier eigenlijk maar 2 uur staan. Dat was dus een meevaller, maar er komt ook een tegenvaller als Laura de opmerking plaatst, de linkse achterband lijkt slapper dan de rechter, is dat toch even balen. Want een van de 4 achterbanden is slap, gelukkig is het dubbel lucht. We besluiten om naar het depot van Cruise Canada te rijden om hem daar te laten maken. Zelf hebben we helemaal geen gereedschap, als er iets is moeten we bellen, maar als we dat doen moeten we maar zien hoe laat er een monteur komt opdagen en we denken dat het zo vlugger gaat. Om 17.30 rijden we bij Cruise Canada weer weg en zetten de neus van de camper richting de Niagara Watervallen. Maar we komen weer in een file terecht, wij maar denken dat we die alleen in Nederland hebben. We komen maar stapvoets vooruit en bij Jordan Valley houden we het voor gezien en zoeken een camping op. De volgende morgen zijn we om 7.30 al weer aan het rijden en leggen de laatste 34 km naar de Niagara Watervallen af. We hebben ze al eens vaker gezien maar raken toch weer onder de indruk van de enorme watermassa die er elke seconde omlaag dondert. Het zijn er in feite twee, je hebt de Amerikaanse Waterval en de Canadese. De Canadese is in de vorm van een hoefijzer en is de grootste. We gaan aan boord van de boot “Maid of the Mist” en varen daar mee naar de waterval. edereen heeft een blauwe cape gekregen die ons droog Izou

                                                

moeten houden, maar als de boot de waternevel in duikt, die de waterval veroorzaakt, lijkt het of er een stortbij op ons neerdaalt. Als we het watergordijn weer verlaten zijn we toch nog drijfnat. Maar geen nood de zon laat zich van zijn beste kant zien en 20 min. later zijn we al weer bijna opgedroogd. We sluiten aan in de rij om via een tunnel achter de waterval te gaan kijken. We krijgen weer een cape, deze keer een gele, dat belooft dus weer niet veel goeds. En als we achter het donderend geweld van het neerstortende water staan worden we weer nat. Horen en zien vergaat achter dit enorme natuurgeweld. Zo, dat was water genoeg voor vandaag we gaan terug naar de camper om de beelden te bekijken die we gemaakt hebben. De volgende dag stappen we in de helikopter en gaan de watervallen van boven bekijken. We hebben de heli tot onze beschikking en hij vliegt waar we wensen. Ook van boven is het een machtig gezicht. We krijgen ook nog de wijngaarden en vele hectaren fruitbomen van boven te zien die in de omgeving van de Niagara Waterval liggen. Veel Nederlandse fruittelers zijn hier in de jaren 50 van de vorige eeuw hier neergestreken en hebben goede zaken gedaan. 25 min later staan we met spectaculaire beelden terug op de grond.  We starten de camper en gaan verder naar het westen naar onze volgende bestemming, maar dat leest u in het volgende verslag.

Oost Canada    deel 2

De Niagara Watervallen liggen achter ons en over rustige landelijke wegen proberen we onze weg te vinden naar Kitchener. Dat is nog niet zo eenvoudig, want de bewegwijzering in Canada is maar minimaal. Daar komt nog bij dat de straatnaamborden de zelfde kleur en grootte hebben dan de bewegwijzering. Ook de wegbenummering is verwarrend. In de ene gemeente rijden we op wegnummer 7, maar in de volgende gemeente is het ineens wegnummer 28, ik noem maar wat. Een goede Tom Tom zou hier niet misstaan, maar ik doe het met een Laura Laura en als we eenmaal aan het systeem gewend zijn wordt het beter. Bij Waterloo zien we koetsjes van  Mennonieten, een vurig paardje er voor, draaft op een apart spoor langs de snelweg. Mennonieten zijn een soort mormonen die niets moeten hebben van moderne gemotoriseerde luxe en alles nog met hand- en paardenkracht doen. Hun boerderijen vallen meteen op doordat er geen tractors bij staan, het erf rond de boerderij is onverhard en nu proberen kinderen in klederdracht pompoenen te verkopen, want Halloween zit er aan te komen en dat wordt in Canada uitbundig gevierd. Algonquin National Park is onze volgende bestemming. Hier belanden we in het land van eindeloze bossen en duizenden verstilde meren. Dit is het domein van de zwarte beer, elanden, wolven, bevers en otters. De kano is hier het favorieten vervoermiddel om al die natuurpracht te gaan bekijken. We zetten onze camper op een camping in het park, met de hoop dat er ’s avonds een beer rond onze camper verschijnt. Bij de ingang van het park krijgen we de waarschuwing om geen voedsel buiten te laten staan, want dat trekt beren en wolven aan. Wij vinden het een waarschuwing van niks, want we komen toch om beren en meer van dat grof wild te zien. Dus toen we het avond eten op hadden waren er nog een paar aardappels over, of beren ook aardappels lusten wisten we niet, maar we konden het proberen. Dus we deponeerden de aardappelen op een strategische plek, zodat we veilig vanachter

                                                 

ons raampje de beer voor onze lens kregen. Weet je wat zij Laura, ik leg er een snee oer Hollandse peperkoek bij (zonder peperkoek gaat Laura namelijk niet van huis), dat ruikt goed sterk dan komt hij zeker. De hele avond gewacht, maar geen levend wezen was geïnteresseerd in onze voedselbank. Toen we de volgende morgen wakker werden was toch alles weg, dus ze hadden gewacht tot het licht uit was. Na een grondig sporenonderzoek konden we niet vaststellen of het een beer was die op onze voederplaats was afgekomen of een eekhoorn, want die zitten hier miljoenen. Omdat de beren niet naar ons toe kwamen om zich aan ons te vertonen, besloten we om ze maar op te zoeken. We doorkruisten het park over stille gravel- wegen en werden gegrepen door de mystieken sfeer die de ochtendmist over de meren veroorzaakten. In riviertjes zagen we waar bevers aan het werk waren geweest en een stevige dam hadden gebouwd. 3 otters verstoorden de morgenstilte met hun speelse gedrag in het water en staken om de paar seconden hun kop wat hoger uit het water om te kijken waar wij bleven, voor de rest stoorden ze zich niet aan ons en voelden zich veilig in het water, zolang wij maar op de kant bleven. Kanoërs verstoorden met hun gepeddel de spiegeling van de donkere bosrand in het meer. Veel watervogels maakten hun toilet en herten knabbelden aan het malse blad rond het meer. Eekhoorns zijn overal bezig met hun wintervoorraad aan te vullen. Maar waar we naar op zoek waren, beren en elanden kregen we niet te zien. 2 dagen hebben we het park doorkruist, maar ze lieten zich niet zien. We herinnerden ons dat we dat in het westen van Canada ook hadden, toe we het opgaven en het park uit reden troffen we op 10 km buiten het park 2 beren aan die de berm van de weg afstruinden op zoek naar bessen. We reden door een prachtige omgeving met bossen, bossen en nog eens bossen richting Ottowa, de hoofdstad van Canada. Plotseling zagen we in een zijweg een eland met een enorm gewei de weg over steken. Razendsnel draaiden we de camper en reden de weg in waar we hem gezien hadden. Maar hij was niet van onze aanwezigheid gediend, en voor we de lens hadden scherpgesteld verdween hij in het dichte bos. Ottowa is een stuk kleiner dan Toronto en Montreal. Alle bezienswaardigheden zijn in het kleine centrum rond het imposante Parliament House gedrapeerd. We gaan met een stadstour mee om een eerste indruk van de stad te krijgen. Het is een bus die na het centrum van de stad te

                                        

hebben doorkruist, de Ottowa River in rijdt en ons dan varend de stad vanaf het water toont. Het centrum van de stad is opgesierd met misschien wel 100 standbeelden van personen die voor Canada van grote waarden zijn geweest. In de parken wemelt het van de Canadese ganzen die het gras mooi kort houden. Als we na 1½ dag Ottowa uitrijden begint het te regenen. We gaan naar het Trembland National Park. Als we ’s avond een camping opzoeken regent het nog steeds pijpenstelen. Als we om 23 uur het bed in duiken tikt de regen nog steeds op het dak. Met een gevoel alsof we in een heerlijke warme kinderwagen liggen vallen we in slaap. De volgende morgen worden we wakker van de wekker en als we voorzichtig het gordijn open schuiven zien we vanaf ons bed dat de bossen staan te dampen van de zon die alle nattigheid van gisteren aan het wegbranden is, het belooft een prachtige dag te worden. Vol verwachting rijden we Trembland National Park binnen om te kijken wat voor moois hier te zien is. Jullie moeten daar nog even op wachten, want dat vertellen we in ons volgende verslag.

Oost Canada    deel 3

Zo, al het hemelwater van de trip van Ottowa naar het Trembland National Park zijn we al weer vergeten en voor ons ligt een bosrijk landschap waar de bladeren van de bomen zich steeds meer tooien in hun herfst tenue. Ook hier glijden kano’s over het rimpelloze water van de verstilde mystieke  meren. Het is weekend en de Canadezen zijn er massaal op uit getrokken om nog van de laatste zonnige dagen van de nazomer te genieten voor ze aan hun lange strenge winter beginnen. Ze hebben naast hun kano ook bijna allemaal een quads bij zich om zich door de bossen te verplaatsen. Het nadeel daarvan is dat je ze al ver aan hoort komen en ze dus danig de rust in de Canadese wouden verstoren. Gelukkig zijn de bossen zo groot dat je ze weinig tegenkomt, en hun grootste liefde is toch de kano. In de winter verandert het park in een populair skioord, de pistes liggen er nu nog groen bij, maar dat is voor kerst totaal anders verzekeren de plaatselijke Canadesen ons. Op de weg zien we vaak doodgereden

                                                

wasbeertjes liggen, we denken dat ‘t hoofdzakelijk in de nachtelijke uren gebeurd, want overdag hebben we er nog niet een gezien. Na het bewonderen van talloze meren, die door kabbelende beekjes of woeste waterstromen met elkaar in verbinding staan, begeven we ons naar de oevers van de machtigste rivier van Canada, de Saint Lawrence River, of op z’n Frans Le Saint Laurent, want we bevinden ons ten slotte in het Frans sprekend deel van Canada. We bereiken de rivier bij het stadje Berthierville, de geboorte plaats van de beroemde auto coureur Gilles Villeneuve die in 1982 op het circuit van Zolder in België, bij een tragisch ongeval om het leven kwam. In zijn geboorteplaats hebben ze ter nagedachtenis een museum over hem ingericht. Berthierville ligt aan de  Le Chemin du Roy, ofwel de Konings Weg, een historische route die van Monteal naar Quebec loopt. De weg is tussen 1731 en 1737 aangelegd om de nederzettingen op de noordelijke oever van de rivier met elkaar te verbinden. Nog altijd vindt je veel huizen uit die tijd langs deze nostalgische route. We volgen de weg tot Trois Rivieres waar de rivier de Saint Maurice in de Saint Laurent stroomt. Omdat er in de monding van de Saint Maurice 2 eilandjes liggen lijkt het of er 3 rivieren in de Saint Laurent stromen, daarom klopt de plaatsnaam Trois Rivieres (3 rivieren) eigenlijk niet. Het stadje, heeft een oud nonnenklooster waar 300 nonnen voor het onderwijs en de gezondheid van het stadje borg stonden. Maar ook hier zijn nonnen een uitstervend ras, maar 80 nonnen weten het klooster nog altijd draaiende te houden. In het klooster is een museumpje ingericht met wat kerkschatten, het stelt eigenlijk niet zo veel voor, maar de kapel en de eetzaal van het klooster zijn zeker een bezoek waard. Het centrum van de stad is eigenlijk een kruising van een Amerikaanse plattelandsstad en een Franse stad. De huizen zijn rechthoekig met platte daken maar vertonen hier en daar toch ook de franje van de Franse behuizing. We volgen de oever van de Saint Maurice (je weet wel de rivier die hier met 3 monden in de Saint Laurent stroomt) naar Shawinigan waar de weg omhoogklimt het gebergte in. Shawinigan bezit een prachtige waterval die het alleen in het voorjaar doet, wanneer er veel water van de bergen naar beneden komt. Voor de rest van het jaar wordt hij met een dam in toom gehouden en wordt de waterkracht gebruikt om stroom op te wekken. Het plaatsje is schitterend gelegen en wordt omringd door meren. Vanuit een uitkijktoren hebben we een weids uitzicht over het stadje en de bosrijke omgeving met zijn glinsterende meren. We rijden nog 100 km verder om naar een waterval te gaan kijken, maar dat blijkt achteraf verloren tijd. Weer terug naar de Konings Weg langs de Saint Laurent. In het plaatsje Cap-Sante rijden we door een nostalgisch straatje waar de historische huizen zijn opgetuigd voor Helloween, het huis van een plaatselijke kunstenares springt qua versiering met kop en schouders uit boven de rest van de huizen. Als we in haar galerie poolshoogte gaan nemen blijkt dat zij de initiafief neemster is en dat het straatje elk weekend honderden bezoekers krijgt. Heel de familie, die bijna allemaal in dit straatje wonen, wordt dan ingeschakeld in de kraampjes die langs de weg staan om appelgebak te verkopen. We worden mee genomen naar de keuken waar haar moeder van 82 en haar tante van 81 appeltjes schillen voor het appelgebak. Haar zus uit Vancouver was op vakantie geweest in Europa en was rond kerst in Duitsland en had daar al die kerstmarken gezien. Weer thuis in Canada had ze de familie verteld hoe gezellig dat was, zo is het idee geboren om dat in Cap-Sante ook te gaan doen. Dat is zo aangeslagen dat ze er tot in heel de omgeving grote bekendheid door heeft gekregen en de hele familie moet worden ingeschakeld om de stroom bezoekers te kunnen voorzien van allerhande gebaksoorten en andere plaatselijke producten.

                                                    

Zelfs haar zus komt elk jaar vanuit Vancouver helemaal naar Cap-Sante om mee te helpen. Naast de kerstmarkt doen ze het nu ook met Halloween. Met een heerlijk geurende warme appeltaart en een mandje vol plaatselijke producten verlaten we de familie en stoppen op de eerst volgende parkeerplaats om ons met een kop koffie te goed te doen aan het ons geschonken appelgebak nu het nog warm is. Je ziet maar dat reizen mensen op een goed idee kan brengen waar nu de hele familie van mee profiteert. Terwijl we Cap-Sante verlaten beginnen er een paar druppels regen te vallen. Ook in Canada is de herfst begonnen, zo schijnt de zon en een half uur later is de lucht grijs en regent het. Maar het landschap waar we doorheen rijden is er niet minder fraai door. Als een smal landelijk weggetje sluipt de Konings Weg onder langs de steeds breder wordende Le Saint Laurent de stad Quebec binnen. Bij binnen komst van het centrum heeft deze stad meteen ons hart gestolen. Waarom dat vertellen we in ons volgende verslag, want over deze historische stad valt veel te vertellen.

Oost Canada    deel 4

We waren dus in de stad Quebec gearriveerd. Ook vertelden we dat deze stad meteen indruk op ons maakten. We hadden in naslagwerk en op internet al gelezen dat in deze plaats Canada geboren is. Na diverse jaren van wat geharrewar tussen de Engelsen en de Fransen is hier in deze stad de strijd beslist en het doek voor Frankrijk gevallen. Ik moet wel zeggen, toen konden ze nog eens oorlog voeren, want die hevige confrontatie heeft maar 15 min. geduurd, de beide generaals waren dood en de overwinning ging naar de Engelsen. Zo dat was om te beginnen een stukje geschiedenis. Hou je niet van geschiedenis, dan sla je dit stukje gewoon over. Maar de Engelsen hebben wel gewonnen, maar ze hebben het niet voor elkaar gekregen dat hier Engels gesproken wordt. Want hoe verder we de provincie Quebec binnen dringen hoe slechter we met Engels uit de voeten kunnen en is het maar goed dat Laura vroeger op school beter heeft opgelet dan ik en een mondje toeristen Frans spreekt, anders was het in veel gevallen handen en voeten werk geworden. Als we het centrum van Quebec binnen rijden loopt de Konings weg waarover we de stad binnen kwamen langs de citadel met daarlangs het Battle Field waar de historische slag geleverd is. De arena van toen is nu een schitteren park waar de inwoners van de stad hun overtollige pondjes proberen kwijt te raken. De stad zelf is een mengelmoes van Franse- en Engelse bouwstijlen, wat een bijzonder fraai

                                               

centrum heeft opgeleverd. Het centrum is omringd door een puntgave stadsmuur, met daarin verschillende poorten. En dat zegt meteen al wat, een stad met een stadsmuur dat geeft allure, dat zie je niet veel op het Amerikaanse continent. De stad wemelt van de gezellige Frans uitziende straatjes en pleinen met vele terrasjes die druk bevolkt worden, want dat was ik nog vergeten te vertellen, de zon schijnt weer. In de haven liggen 3 enorme cruise schepen en dat verklaart waarom alle koetsjes die over de keien door het centrum ratelen goede zaken doen, kortom het is een ontzettende gezellige boel. Maar het schijnt dat er ergens weer een nieuwe slag heeft plaats gevonden, en die is waarschijnlijk gewonnen door de Duitsers, want overal om ons heen horen we het beter verstaanbare Duits. Het zullen toch geen invasie schepen zijn in de haven liggen. Als we een kijkje gaan nemen worden we gerust gesteld, want op een van die schepen zien we een zeer betrouwbare naam staan, “De Maasdam” met als afzender de eveneens geruststellende naam Rotterdam. We hebben in deze stad de gezellig babbelende gids Michelle die voor ons gesloten deuren opent en alle belangrijke punten en mooie plekjes van de stad laat zien. Quebec stad is ook een zeer muzikale stad want door het hele centrum verspreid staan operazangers, harpspelers, saxofoonblazers en gitaristen en dan hebben we het nog niet over de living statue gehad. Na dit verhaal begrijp je wel waarom wij op deze stad verliefd zijn en er met een beetje pijn afscheid van nemen. Het wordt eentonig, maar als we de stad uit rijden zijn ze al weer bezig om de waterstad in Le Saint Laurent bij te vullen, kortom het regent en er staat een flinke wind. We volgen de oever van Le Saint Laurent tot Baie-Saint-Paul. De weg klimt en daalt door een dicht bebost gebied, kacheltje aan, mooi muziekje uit de cd speler en ze maken ons niets. We komen niet voor zonnige stranden naar Canada maar voor de natuur en die is er ook met regenweer en we genieten volop. Net na de middag zetten we onze camper op de camping in Baie-Saint-Paul en werken ons achterstallig administratief werk bij. De volgende morgen horen we niet meer het tikken van de regen op ons dak, maar als we buiten kijken ziet het er toch nog grijs uit en het motregent. De harde wind is helemaal verdwenen. Ik steek een hand onder het dekbed uit en zet de thermostaat van de kachel omhoog, dat kan allemaal vanuit bed, lux hé. Als ons huis op wielen op temperatuur is komen we er uit. We zetten het koffiezetapparaat aan gaan ons douchen, als we terugkomen is de camper gevuld met de aroma van heerlijke verse koffie, we bakken een eitje en de dag kan niet meer stuk. Als we de weg opdraaien verbergen de toppen van de bomen zich in de laaghangende wolken en dat levert een mooi mystiek plaatje op. We verlaten de oever van Le Saint Laurent en gaan de 381 op naar Chicoutimi. De weg stijgt continu en loopt voor een groot deel langs een natuur park. Dorpen komen we voorlopig niet tegen en we voelen dat we al in het noordelijk deel van Canada komen. Plotseling moeten we op de rem, 50 meter voor ons slentert een zwarte beer over de weg en klimt aan de andere kant tegen talud omhoog. We kunnen hem een hele tijd volgen, want veel haast heeft hij niet. We hebben zeker 10 min stil gestaan op de weg en er is verder geen verkeer langs gekomen . We rijden verder met 60 km per uur want we

                                             

verwachten nu om de 100 meter een beer, mooi niet dus. We hebben onze snelheid maar weer wat opgevoerd en stoppen rond 10 uur bij een meer om met mooi uitzicht te genieten van een kop dampende koffie met een snee krentenmik, want de peperkoek is op. En we hebben weer geluk, op een open plek langs het meer staat een hert met een gigantisch gewei. Hij staat wat argwanend naar de camper te staren en hij weet niet goed wat hij er van moet denken. Hij kiest er toch maar voor om in het bos te verdwijnen, maar hij heeft ons wel de tijd gegeven om hem in de camera vast te leggen. Zonder verder nog iets te zien bereiken we Chicoutimi. In Chicoutimi kunnen we via een brug over de Saguenay Rivier, die ruim 100 km door een fjord stroomt en bij Tadoussac in de Le Saint Laurent stroomt. Wij volgen de weg die over de noordelijke rotswand van het fjord loopt. Bij het plaatsje Sainte-Rose-du-Nord gaan we met een boot de rivier op, die tussen loodrecht oprijzende rotswanden van zeker 300 meter hoog stroomt. Prachtig, pracht, prachtig en zeker nu de wanden bekleed zijn met herfst kleuren. In de rivier zien we een Baluga zwemmen, een klein soort walvis die spierwit is. Dat is een meevaller zegt de kapitein, want normaal zwemmen ze niet zo ver het fjord in maar verblijven ze meer bij de monding van de rivier. Het is weer avond als we in Tadoussac de camping op rijden. Morgen gaan we met een boot walvissen kijken. Hoe dat verloopt lees je in het volgende verslag.

Oost Canada    deel 5

 

Tadoussac is een alleraardigst dorpje. Al het verkeer dat van het zuiden komt moet hier met de veerboot over de rivier Saguenay gezet worden. Daardoor dankt het plaatsje zijn bestaan. Maar het is intussen uitgegroeid tot een echt toeristen oord, want busladingen vol toeristen stappen hier over op een boot om walvissen te gaan spotten. Voor ons was een plaatsje geregeld op een boot, samen met 400 mede passagiers stappen we aan boord. Je snapt wel dat dit geen ideale manier is om walvissen te gaan bekijken. Gelukkig hebben we vaker met dit bijltje gehakt en hebben we ons van een goed plaatsje verzekerd zodat we mooie beelden kunnen maken. Als er een walvis naar de oppervlakte kwam om adem te halen voor een nieuwe duik, ontstond er rumoer op de boot, als je waauw hoorden was het een Amerikaan(se), oooo, look at that, dan was het een Canadees(e) Main Got stond voor Duits, bij rij 3 en 4 hoorde je wat gemor, want die zagen niet veel. Ik moet zeggen het is een geweldige belevenis als je zo’n enorm dier aan de oppervlakte ziet verschijnen en zijn gigantische staart uit het water komt voor een volgende duik om een nieuwe lading voedsel te gaan halen. Dus je snapt dat het beter is om met een

                                                

kleine maatschappij te gaan (die zijn er genoeg) die met veel kleinere boten en minder mensen varen. Maar niet te min wij kwamen met mooie beelden terug. We trokken verder naar het noorden naar Baie-Comeau, de kustweg is schitterend en telkens moeten we weer stoppen om het overweldigende landschap vast te leggen. Om 19.30 uur gaan we in Baie-Comeau de boot op om de oversteek te maken naar Matane op de andere oever van Le Saint Laurent. Die hier inmiddels zo breed is dat het 2½ uur varen is. Om 20.00 uur precies vertrekken we en we maken het ons gezellig tussen de Canadese truckers. Het is inmiddels donker en van de overtocht zien we eigenlijk niets. Om half elf bereiken we Matane aan de overkant en we parkeren onze camper op een parkeerterrein in de haven en duiken onder de wol. De volgende morgen gaan we eerst brandstof tanken en de gastank opvullen want daar koken we op en de koelkast en de diepvries werkt er op, maar wat ook belangrijk is, de kachel brand er ook op en die hebben we ’s avonds meestal wel nodig om het behaaglijk warm te maken in de camper. Langs de noordkust van het Gaspesie schiereiland rijden we over een bergachtige kustweg naar Gaspé. Ik zeg het nog eens en hoop dat het je niet verveeld, het landschap is lieflijk, ruig, betoveren, indrukwekkend, in een woord geweldig en daar levert de kleurrijke herfsttooi van de bossen een belangrijke bijdrage aan. Deze streek staat bekend om het grote aantal elanden dat er in deze bossen rond sjokt, dat zal best waar zijn want de kant van de weg is bezaaid met waarschuwingsborden dat je alert moet zijn voor overstekende elanden. Inderdaad, we zien er maar liefst 6 vandaag, maar het probleem is, ze doen het niet meer, ze liggen met hun tong uit hun bek achter op een pick-up of op een aanhanger. We zitten midden in het jacht seizoen en iedere Canadees schijnt een jacht vergunning te hebben. We zien zelfs Canadezen die de kop van het geschoten dier trots voor op de grill van hun 4-wheel drive gebonden hebben en zo een paar dagen met de bloederige kop rond rijden, om zijn buren en dorpsgenoten te laten zien dat hij een eland geschoten heeft. Als zo’n beest langs de weg staat en zijn broer voor op de grill van een auto ziet passeren vlucht hij natuurlijk diep het bos in en daarom zien wij geen levende elanden. Tegen de avond zijn we in Gaspé en staan met onze camper midden tussen een groep Fransen die met 14 campers onder begeleiding door Canada reizen. Ook zij zijn verrukt van hetgeen Canada hun te bieden heeft, toch komen we opvallend weinig toeristen met een camper tegen, maar ook heel veel campings zijn al gesloten en dat zal nog wel erger worden de komende weken. Gaspé ligt in de kop van het schiereiland en als we de stad verlaten zakken we via de oostkust weer af naar het zuiden, maar ver komen we niet die dag, want als we in het aardige plaatsje Percé aan het filmen zijn wordt ons aangeboden om met een walvistour mee te gaan en dat in beeld te brengen. We hoeven daar niet lang over na te denken en gaan met 13 mede passagiers op zoek naar de reuzen van de zee.

                                             

Het is even zoeken waar ze zitten, maar na wat informatie via de boordradio weten we ze toch  te vinden, en we worden beloond met een blauwe vinvis, een van de grootste walvissen die er in de oceaan rond zwemmen. Als ze onderduiken ben je ze voor 15 min. kwijt, en het is altijd weer een verrassing waar ze boven komen, dat kan vlak langs de boot zijn, maar ook 2 km links, rechts- voor of achter de boot. Wij keren terug met mooie beelden. De volgende dag moeten we wat tijd inhalen, de oostkant van Gaspesie is mooi, maar niet zo spectaculair als de noordelijke kant. Bij de plaats Campbellton verlaten we de provincie Quebec en rijden New Brunswick binnen. Dit is een provincie met veel Acadien dorpen. Acadiens zijn afstammelingen van de eerste pioniers die in 1604 vanuit Frankrijk hier aankwamen. Ze hebben nog al wat strubbelingen met de Engelsen moeten overwinnen die het gebied later opeiste en ze deporteerde naar Amerika. Maar de meeste wisten terug te keren en vormen een hechte groep die fanatiek aan hun eigen cultuur en tradities vasthouden. In de buurt van Dugas hebben ze een Historisch Dorp nagebouwd waar bezoekers zich kunnen inleven in het leven van een Acadien van rond 1700. Het openlucht museum beslaat een grote oppervlakte en als je de route tussen de historische gebouwen hebt afgelegd, heb je 3½ km gelopen. in het Kouchibouguac N. P. moeten we over de drollen van de zwarte beren heen stappen. Een stuk verder staat een flinke knaap zich te goed te doen aan wilde appels die onder de boom liggen. Ik snap nu ook waarom de ranger, die bij ons is, onderweg een flinke knuppel heeft opgeraapt en met zich mee sjouwt, of de beer daar van onder de indruk is, weet ik niet. Een stukje verder ligt een dood eland zegt hij en als hij klaar is bij de appels zal hij daar wel heen gaan, want beren zijn alleseters. Het park heeft wel wat weg van onze Wadden- eilanden met mooie vergezichten. Dan steken we de grens over naar de volgende provincie “Nova Scotia”. Een groot bord langs de weg heet ons welkom. Wij gaan hier eens rondkijken en onze bevindingen leest u in het volgend verslag.     

Oost Canada    deel 6

Als we Nova Scotia binnen rijden verlaten we het Franstalig gebied en kunnen we ons weer in het Engels verstaanbaar maken. Ook het eerste stadje dat we aandoen, Amherst, ziet er uit als een rommelige buitenwijk van een Engelse stad. Bij het bouwen van deze stad hebben ze zeker niet de hulp ingeroepen van een stads- architect. Op verschillende gevels van huizen staan grote muurschilderingen van historische gebeurtenissen met een politieke inslag, die me weer doet denken aan een Noord Ierse stad als Londonderry. Ze hebben geprobeerd de stad wat op te sieren door overal in het centrum lelijke houten beelden te plaatsen die met een kettingzaag uit boomstammen zijn vervaardigd. Het volgende stadje Truro is van het zelfde laken een pak, ook hier hebben ze zich gespecialiseerd in de kettingzaag kunst. Het stadje heeft een belangrijke economische functie voor de regio, maar wij hebben het er zo gezien. We gaan de autobaan op (iets wat we maar zelden doen) en zetten koers naar Cape Brenton. De autobaan slingert zich door een glooiend bosrijk landschap naar de dam die Cape Breton met het vasteland verbindt. Hier wordt het weer interessant en schakelen we de cruisecontrole weer uit en laten het tempo zakken. De weg loopt langs de oever van de meren en bied ons onder het rijden een prachtig uitzicht. Het is jammer dat ze bij het aanleggen van wegen er niet aan gedacht hebben om eens een parkeerplaats te maken, zodat je ook eens kunt

                                             

stoppen om een mooie foto te maken. Want vaak zitten we ons te verbijten dat er nergens ruimte is om te stoppen. Baddeck is in de kop van Cape Breton een echte toeristentrekker en daar heeft de heer Bell voor gezorgd, je weet wel, die van die telefoon. Hij is geboren in Schotland, heeft even in Amerika vertoefd, maar heeft de laatste 37 jaar van zijn leven in Baddeck gewoond in een huis met 37 kamers. Hier heeft hij ook de meeste uitvindingen gedaan. Hij heeft zijn bekendheid verworven door het uitvinden van de telefoon. Maar als je door het gigantische museum dwaalt dat zijn naam draagt, kom je er al snel achter dat het een soort Leonardo da Vinci was, want ook Bell heeft pogingen ondernomen om als een vogel door de lucht te vliegen, wat hem ook gelukt is, want met een van zijn constructies is hij ooit 52 meter los van de aarde gekomen, maar de landing was altijd moeilijk, dan moest er weer gerepareerd worden. Van Baddeck rijden we naar Louisbourg, waar de Fransen een enorm fort gebouwd hebben dat prachtig gelegen is aan een grote baai. Je kunt er uren ronddwalen tussen al de gebouwen die het fort op een onneembaar dorp doen lijken. Alle personen lopen in de originelen kledij van rond 1700. Van Louisburg rijden we langs de zuidkust van het schiereiland naar de dam die Brenton met het vaste land van Nova Scotia verbindt. Van daar volgen we een dertigtal kilometers de autobaan en steken dan van de noordkust over naar de grillige zuidkust met zijn vele schitterende inhammen die vaak diep het binnenland indringen. Sherbrooke Village is prachtig gelegen aan een van deze inhammen en staat op de wereld erfgoed lijst van Unesco. Het dorp is een historisch erfgoed en alle bewoners lopen in kledij uit de tijd van de eerste settlers. Langs de schitterende kustweg komen we maar langzaam vooruit, niet alleen omdat de weg zo bochtig is maar ook omdat we steeds moeten stoppen om alweer even van een prachtig panorama te genieten. Eindelijk bereiken we in de stromende regen Halifax, de hoofdstad van Nova Scotia. De stad is een van de belangrijkste haven van de oostkust van Canada. Het centrum is vrij klein en alle bezienswaardigheden liggen aan het waterfront. Vlak bij de toeristeninformatie

                                                 

vinden we een parkeerplek voor de camper. Het wolkendek begint te breken en als we bij het informatiecentrum buiten komen breekt zowaar de zon door, wie had dat een half uur geleden gedacht. De stad bezit  een citadel, deze ligt op een heuvel enkele straten achter het waterfront. Elke dag wordt om precies 12 uur met een oorverdovende knal het kanon afgeschoten. Het fort dat we in Louisbourg bezochten was van Franse makelij, dit hier in Halifax is een Engels bouwsel, wat ook duidelijk te zien is aan de uniforme die de soldaten dragen. We brengen een bezoek aan het Maritiem museum en dan is Laura helemaal in haar element, want ze is dol op museums. Ik vind het vaak de moeilijkste onderwerpen om goed in beeld te brengen. Vaak liggen de onderwerpen achter glas met een paar spotlichten er op die van alle kanten in het glas spiegelen, of het museum is vaak zo vol gepropt dat het moeilijk is om voorwerpen apart in beeld te brengen. Er wordt veel aandacht besteed aan de ondergang van de Titanic, die in de Canadese wateren ten onder ging. Dubbeldekkers rijden met toeristen door de stad, maar je kunt ook in een bus, of een boot met wielen stappen, die zowel door de straten van het centrum rijdt, maar ook het water in duikt voor een vaartochtje door de haven. Met volop zon, maar met een stevige wind verlaten we Halifax en volgen de kustlijn naar Peggys Cove. Hier staat denk ik de meest gefotografeerde vuurtoren van Canada. We ontdekken dat het dezelfde vuurtoren is die op de zijkant van onze camper is afgebeeld. We kunnen echter geen goede beelden maken, want het waait zo hard, dat de camera bijna van het statief wordt geblazen. We besluiten om hier vlakbij op de camping te gaan staan en te wachten tot morgen want dan is de wind een stuk minder zien we op weather online. De camping ligt pal aan zee, we zetten de camper met de neus in de wind zodat hij het minste wiebelt.  Vanuit onze camper zien we de zee te keer gaan. We schommelen ’s avonds in slaap en de volgende morgen staat hij nog steeds recht, de wind heeft het niet voor elkaar gekregen om hem op zijn kant te leggen. De wind is bijna helemaal gaan liggen, maar de zee laat zich nog steeds van haar woelige kant zien. We ontbijten snel en rijden naar de vuurtoren om opnamen met de camper bij de vuurtoren te maken voor de busladingen met toeristen komen. Ons volgende verslag start in Mahone Bay, onze volgende bestemming.

Oost Canada    deel 7

De vuurtoren van Peggys Cove verdwijnt langzaam achter ons aan de horizon als we verder rijden langs de kust, toch duikt hij af en toe nog even op omdat de weg de grillige kustlijn volgt. Als we 40 km hebben gereden zijn we hemelsbreed misschien nog maar 10 km van Peggys Cove verwijderd, maar dat geeft niet want het uitzicht door onze voorraam is gelijk een aanzichtkaart. In Mahone Bay worden we er overduidelijk aan herinnerd dat Halloween er aan zit te komen, hier hebben ze er echt werk van gemaakt. De toch al idyllische houten huizen van het stadje worden op deze manier nog aantrekkelijker gemaakt. Bij binnenkomst van het stadje wordt je welkom geheten door 4 kerkjes die keurig op een rij staan. We maken een wandeling door het centrum bekijken de verschillende variaties Halloween poppen en brengen een bezoek aan het Settelers museum waar we er achter komen dat in deze omgeving ook nakomelingen uit Friesland rondlopen die hier rond 1700 zijn neer gestreken. Onze volgende bestemming, Lunenburg ligt maar 11 km verder en heeft een even hoge toeristische waarde als Mahone Bay. De naam van het plaatsje

                                                  

verteld het al, hier zijn veel Duitse pioniers neergestreken, die zich bekwaamd hebben in de botenbouw. De oude wharf is nu een zeer interessant museum waar je zeker een paar uurtjes voor nodig hebt. Het historische plaatsje, kun je kijkend naar het kont van het paard, vanuit een koetsje bezichtigen. Normaal staan er maar een paar koetsjes bij de wharf, maar als er een cruiseschip ligt is de hele kade gevuld en rijden er meer koetsjes dan auto’s door het stadje. Al die trappelende paardenhoeven klinkt natuurlijk wel gezellig. We blijven de kust volgen en soms kunnen we hele stukken afsnijden maar we zijn bang dat we dan wat missen, want de kustlijn met al zijn piepkleine vissers plaatsjes blijft betoverend. Shelbourne is weer een echte uitschieter waar het centrum langs de waterkant vol staat met historische houten huizen. We komen hier midden in een wedstrijd terecht wie dit jaar de grootste pompoen heeft gekweekt. De gevaartes worden met een pick up of op een aanhangwagen aangevoerd en ze moeten met een heftruck op een weegschaal worden gezet, dan weet je het wel, er zijn exemplaren bij van 347 pond horen we door de luidspreker afroepen. Kinderen komen met een eigengemaakte creatie Halloween pompoen en krijgen daar een prijs voor, kortom het is een heel festijn. Shelbourne staat ook bekend vanwege de Dory boten waar hier mee gevist werd. Dat zijn klein roeibootjes waarmee ze ver de zee op gingen om te vissen. Deze manier van vissen was gevaarlijk en heeft veel levens geëist. We bezoeken hier het Dory Museum waar de bootjes nog altijd gemaakt worden, ze varen niet meer ver de zee op maar worden voor toeristische doeleinde gebruikt. Van vissersplaat naar vissersplaats trekken we verder langs de kust. Het is zondagmorgen 8 uur en we stoppen bij Tim Hortons om koffie te drinken, ieder plaatsje van enige betekenis heeft een Tim Hortons, dat is een koffie café waar je diverse verschillende soorten koffie kunt kopen en gebak of koeken. Wij zijn dol op de koffie, maar niet op de koeken. Het is er altijd druk of je nu om 7, 11, of ’s middags om 4 of 8 uur komt, de Timmies zoals wij ze noemen draaien als een tierelier. Dat komt ook omdat de dorpsgenoten en vrienden elkaar hier ontmoeten. Die gaan niet bij elkaar op de koffie, nee die gaan samen naar Tim Hortons. En als je er binnenloopt heb je altijd meteen aanspraak, en zeker in een vissersdorp, want een goede visser is nieuwsgierig. Als je met een opvallende camper van CruisCanada de parkeerplaats opdraait willen de vissers weten waar je vandaan komt, vroeger brachten de vissers de nieuwtjes mee naar het dorp toen de nederzettingen nog geïsoleerd van elkaar lagen en die eigenschap hebben ze nog altijd. Wij hebben bij Timmie de French Vanille ontdekt een koffie met een aangenaam vanille smaakje, het smaakt echt fantastisch en we vragen ons wel

                                                 

eens af waarom ze dat in Nederland niet kennen. We zijn intussen via Digby (alweer een leuk plaatsje) naar Annapolis Royal gereden, een historisch plaatsje met een fort, en dan heb je vroeger echt iets betekend. Natuurlijk hebben ze hier ook weer leuke huisjes, maar ze hebben hier ook een vissershaven en, heel apart, alle boten liggen hier op de grond in de haven, er staat geen druppel water in. Het verschil tussen hoog en laag water blijkt hier ruim 10 meter te zijn. Dat grote tij verschil geeft ze hier de mogelijkheid om er stroom mee op te wekken en dat doen ze dus ook. In de riviermonding hebben ze een turbine geplaatst en het tijverschil produceert de stroom, bij laag tij is de rivier een miezerig beekje en bij hoog tij heeft ze een metamorfose ondergaan en is het een machtige rivier. De weg verwijdert zich nu wat verder van de zee en de kustlijn is ook niet meer zo grillig, we passeren voor de 2de keer Truro en draaien dan de kustweg op die over de noordelijke oever van de Cobequid Bay loopt. Bij het gehucht Upper Economy stuiten we op een Nederlandse kaasboer. De kaasboer is even geen kaas aan het maken maar zit boven op het dak, zijn overspanning te repareren. Hij komt graag even naar beneden als hij merkt dat er Nederlanders beneden op zijn erf staan. Ik vraag hem waarom hij er niet voor gezorgd heeft dat de schappen in de supermarkt niet vol liggen met lekkere Nederlandse kaas, want de kaas die in de supermarkt ligt smaakt voor geen meter. Hij belooft zijn best te doen en wij stappen met een lekker stuk(je) kaas weer in onze camper. We zijn er zuinig mee want Nederlandse kaas reken je hier af met goudstaafjes. Of de kaas ook zo lekkers smaakt als thuis vertellen we de volgende keer.

Oost Canada    deel 8

Vanaf de Nederlandse kaasboer rijden we langs de baai verder richting Parrsboro. Het landschap blijft een feest, het is laag tij en de meeste vissersboten liggen op de modderige bodem van de baai. Bijna altijd houdt een klein wit vuurtorentje de wacht. Het haventje bestaat vaak uit een gammele pier waarvan je denkt nog een storm en hij is verdwenen. Hooguit 3 tot 5 boten passen aan de pier. Het is een precisie werkje voor de schipper om zijn boot aan te leggen, hij kan alleen met hoog water binnen varen. Dan ligt er onder water een frame werk waar hij de boot precies boven moet leggen, het frame houdt de boot recht als het water in de haven gezakt is en de boot droog ligt. Het is 12 uur we stoppen op een mooi plekje voor onze lunch, ha, ha denk ik, we zullen die Hollandse kaas eens gaan proberen, maar dat gebeurt niet, eerst dat andere stuk op zegt Laura want anders eet jij die Hollandse kaas op en kan ik die Canadese op eten, niks daar van. Dus ik kan jullie nog niet vertellen hoe hij smaakt, eerst moet de Canadese kaas op, dus nog even wachten. In Parrsboro is geen camping, we zetten de camper in het haventje en gaan op de stoelen buiten zitten kijken naar de zon die langzaam weg zakt achter de eilandjes in de baai. Later als

                                        

het bijna donker is krijgen we nog gezelschap van nog een andere camper, zal wel een Canadees zijn want hij heeft zijn luxe auto achter de camper hangen. De volgende morgen al weer vroeg op. Het was koud vannacht, hebben halverwege de nacht het 2de dekbed er bij gelegd. Het gras was wit van de vorst, dus het belooft weer een mooie dag te worden. Bij Joggins stoppen we om op het keienstrand naar fossielen te zoeken, want de folder van het infocenter vertelt dat het strand bezaaid ligt met fossielen, dus dat beloofd wat. Nu, we hebben ’n uur op dat strand rond gestruind, samen met nog meer van de toeristische archeologen, maar je kunt beter goud gaan zoeken in de Peel, dan denk ik dat je meer succes hebt dan dat je hier een fossiel vind. Nu moet ik er natuurlijk wel bij vertellen dat ons ongeoefend oog er niet op ingesteld is om die minuscule tekentjes op die keien te herkennen. We houden het voor gezien en gaan op weg naar Hopewell Rock. Het landschap waar we doorheen rijden zal ik maar niet meer beschrijven, want dat is nog onveranderd. Hopewell Rock brengt ons in gedachte terug naar Australië, om precies te zijn naar de twaalf Apostelen, ook hier zijn de zachte delen van de kust weggespoeld zodat de hardere rotsen als zuilen in zee staan. Bij hoog water is dit het domein van de kano’s, die dan tussen de rotszuilen doorpeddelen, met laag water is het de beurt aan de wandelaars, die er dan te voet tussen door kunnen lopen. Van Guy een parkwachter die ons rondleid krijgen we te horen hoe ze zijn ontstaan en dat de kustlijn nog altijd veranderd, er vallen zuilen om, maar er worden ook weer nieuwe los gespoeld. De volgende morgen als we wakker worden ruimen we het 2de dekbed weer op want dat hebben we vannacht terug gegooid, want het was te warm. ’s Morgens zien we waarom, het is zwaar bewolkt en de lucht ziet er dreigend uit, we houden het niet droog vandaag. Als we door het Fundy National Park rijden richting St. John vallen de eerst druppels. Als we St. John binnen rijden worden we bijna van de weg geblazen en valt de regen met bakken uit de hemel. Vlug naar de camping, kacheltje aan, de spotlijst bijwerken, het reisverslag af maken en kijken of er mail is, zo komen we de avond goed door. O ja, ik moet nog vertellen dat de kaas van de Nederlandse kaasboer goed smaakt, ik heb hem vandaag mogen keuren. De volgende morgen is het leed al weer geleden, het is nog geen 25 graden, maar de zon laat zich af en toe zien en het belangrijkste is, het is droog. St. John is een belangrijke havenplaats die de laatste jaren flink gegroeid is, maar het centrum ziet er nog dorps uit met mooie statige oude gebouwen die bijna allemaal een nieuwe functie hebben gekregen. Het stadje is gesticht door Loyalisten, die tijdens de Amerikaanse revolutie trouw bleven aan Engeland en Amerika ontvluchten en hier massaal zijn neergestreken. Ik heb nooit geweten dat de Canadese geschiedenis zo ingewikkeld in elkaar zit. Maar waar de Canadese Indianen gebleven zijn snap ik niet, want je ziet er niet een, af en toe kom je wat indianen souvenirs tegen in een winkeltje, maar het is nooit een indiaan die het verkoopt en in geen enkel historische museum zie je iets over de Indianen,

                                                      het gaat altijd over de strijd tussen de Engelsen en de Fransen, toch raar. Van St. John rijden we naar St. Andrews dat wondermooi aan de Passamaquady Bay ligt. Midden door de baai loopt de grens tussen Canada en Amerika. We zijn naar dit plaatsje gekomen om nog een keer naar walvissen te gaan kijken, maar helaas gaat het feest niet door, het waait veel te hard en de zee is te ruw. Maar door de hoge golven zijn ook de walvissen veel moeilijker te ontdekken. Maar niet te min het plaatsje is prachtig en is een beetje het Volendam van Canada. Eigenlijk zit hier onze reis er op en beginnen we aan de terugweg naar Montreal. Vanaf Fredericton rijden we langs de imponerende St. John River naar Grand Falls, een plaatsje dat deze naam draagt omdat een grote waterval midden in het plaatsje ligt. Van Grand Falls tot Edmundston is de St. John rivier de grens tussen Canada en Amerika. Bij Riviére-du-Loup hebben we de machtige St. Laurent River weer bereikt. Hier volgen we de oostelijke oever die ons weer terug brengt naar Montreal. De lucht ziet er dreigend uit, we hebben vandaag de eerste sneeuwbui al gehad en de sneeuwganzen trekken van het noorden al verder naar het zuiden. De Canadezen op het platte land hebben de houtblokken voor de winter al hoog langs hun houten huizen opgestapeld en zijn klaar voor hun strenge winter. Het is eind oktober en het wordt tijd dat we naar huis gaan. We kunnen terug zien op een indrukwekkende reis in een schitterend jaargetijde met de prachtige kleuren van de Indian Summer. Een jaargetijde waar prachtig nazomers weer en herfststormen elkaar afwisselen, maar dat maakt het juist zo fascinerend om het oostelijk deel van Canada met een comfortabele camper in deze tijd te bezoeken.

Groetjes uit Canada van Jan & Laura